Hollands Maandblad. Jaargang 2000 (626-637)
(2000)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Andere prioriteiten
| |
[pagina 4]
| |
neratie die, gedwongen door het tekort aan mankracht, verslaafd is geraakt aan het maken van beleid. Met dat beleid moest het handhavingstekort worden verklaard, in banen geleid, weggeredeneerd, gemanipuleerd en verdonkeremaand. De belichaming van deze generatie was Winnie Sorgdrager. Ze viel in het Openbaar Ministerie omhoog omdat ze zo goed beleidsplannen kon schrijven. Met beleidsplannen onthouden had ze overigens meer moeite dan met beleidsplannen maken; van het door haar goedgekeurde plan om onder regie van het OM honderden kilo's cocaïne door te laten, kon ze zich voor de commissie-Van Traa niets meer herinneren. Het resultaat is dat het tegenwoordig wemelt van de opgebrande, hysterische en oneerlijke officieren van justitie. Je kunt ze de vreemdste dingen zien doen. Ze probeerden een lastige politieman van Schiermonnikoog fijn te malen, voerden op grote schaal harddrugs in, logen over afspraken met kroongetuigen, haalden damesslipjes van de waslijn, en vervalsten een handtekening onder een proces-verbaal. Je kunt ze ook de vreemdste dingen horen zeggen. Zo loopt er een officier van justitie rond, inmiddels gepromoveerd tot advocaat-generaal, die denkt dat een crimineel ‘herkenbaar (is) aan verkeerde kleren, verkeerde auto, hemd te ver open met borstharen duidelijk zichtbaar.’ Een ander zei: ‘Je kan ook kijken, wat willen de mensen nou? En dat ga je dan verkopen.’ Nog een ander bracht uit: ‘(Zucht) Ik zeg altijd maar, iedere klap die je uitdeelt is meegenomen.’ Het zijn de manisch depressieve geluiden van een verloederde beroepsgroep.
Dat er tegenwoordig een maatschappelijke aanleiding moet zijn om een misdrijf te vervolgen, is de burger intussen niet ontgaan. Hij heeft bovendien gemerkt dat de beste maatschappelijke aanleiding een geschokte rechtsorde is. In 1970 begon dan ook, parallel aan de explosieve groei van de criminaliteit, de onstuitbare opmars van de geschokte rechtsorde. Inmiddels kan de burger kiezen uit een scala van mogelijkheden om een geschokte rechtsorde uit te beelden. Wie Roel van Duijn niet is (of zijn eigenschappen mist), en toch iemand vervolgd wil krijgen, staan vele middelen ter beschikking om z'n doel te bereiken. Je kan bijvoorbeeld televisie-persoonlijkheid Peter R. de Vries bellen. Die verbindt je dan door met de gezellige politiezolder van ex-commissaris Blaauw, en dan loopt het verder vanzelf. Ja, dat zou mooi zijn, maar zo gaat het natuurlijk niet. De Vries ontvangt iedere dag weliswaar twee dozen post, maar heeft slechts eens in de week zendtijd. Hij moet z'n zaken bovendien streng selecteren met het oog op de kijkcijfers. Ook Peter R. de Vries ontkomt niet aan het stellen van prioriteiten. Wat je ook kan doen, is naar de krant stappen en een journalist voor je zaak winnen. Dit gebeurt heel veel, en dat is ook logisch. Bij het meten van de geschoktheid van de rechtsorde kan de krant een handje helpen. Uit zomaar een berichtje, over een meisje van zes dat in Almere werd afgetuigd: ‘De politie kwam na een kort onderzoek niet verder in actie. Dat gebeurde wel nadat de moeder contact had gezocht met de media.’ Ontelbaar zijn de gevallen waarin het Openbaar Ministerie pas tot vervolging overgaat nadat de krant erover heeft bericht. ‘Wij willen een zaak opbouwen waar het OM niet omheen kan,’ stond onlangs te lezen in NRC Handelsblad. Iemand van de Stichting Oecumenische Hulp te Utrecht had het gezegd, en het zou een echo kunnen zijn uit het zelfhulpboekje Breng zelf je crimineel voor de rechter. Vijftien vuistregels voor een geprivatiseerde rechtshandhaving. De oecumenische medewerker beweerde dat een Afghaanse oorlogsmisdadiger asiel had gezocht in Nederland, en probeerde deze vervolgd te krijgen. Ongetwijfeld een loffelijk streven, maar het toont wel aan hoe vreemd 't lopen kan met het doen van aangifte bij de krant. Want waarom koos NRC Handelsblad nu juist dit geval uit en niet een ander? Waren er weinig zaken die dag, of paste het in een golfje nieuws over het asielzoekerswezen? Het bericht stond niet ergens achterin, maar op de voorpagina onder een vijfkoloms-kop. De prioriteiten van een krant zijn ondoorgrondelijk. Misschien had die oecumenische medewerker het wel heel goed aan de NRC-journalist verteld. Je kunt je journalist ook betalen. Dat deed de directeur van het Regionaal Steunpunt Allochtonen in Den Haag. Hij huurde freelance-verslaggeefster Stella Braam in, om de racistische kantjes van een moord in de Schilderswijk in een uitgebreid rapport bloot te leggen. Met dat rapport nam hij vervolgens het Openbaar Ministerie onder vuur. | |
[pagina 5]
| |
Je kunt ook een optocht organiseren. Een stille omgang, zoals er de laatste tijd verschillende zijn gehouden, is een uitstekend en indrukwekkend middel om een geschokte rechtsorde uit te beelden. In Leeuwarden lukte het op die manier een van de verdachten in de tragische zaak van Meindert Tjoelker vervolgd te krijgen, hoewel de casus tegen hem van meet af aan onhaalbaar was. Hier bleek overigens de omkering van het beleid van voor 1970 voltooid. Voor die tijd was, zoals gezegd, een bewijsbaar delict voldoende voor vervolging, daarna moest er tevens een maatschappelijke aanleiding zijn. In de zaak Tjoelker bleek dat als er maar voldoende maatschappelijke aanleiding is, strafvervolging nu ook mogelijk is zonder bewijsbaar delict. Je kunt ook kiezen voor een handtekeningenactie, zoals de radeloze vader van het vermoorde meisje in Groningen deed. Hij wilde het politieonderzoek heropend zien. De actie had succes. Het leverde hem zelfs een gesprek op met minister van justitie Korthals. Verder kun je een commercieel recherchebureau inhuren. Steeds vaker komt het voor dat de politie mensen die aangifte willen doen naar de particuliere opsporing verwijst. Er zijn na- | |
[pagina 6]
| |
tuurlijk wel nadelen aan verbonden. Zo moet je rijk zijn om je de diensten van zo'n bedrijf te kunnen veroorloven, en bovendien is het niet uitgesloten dat een commercieel uitgerechercheerde zaak uiteindelijk toch niet door het Openbaar Ministerie wordt vervolgd. Wegens capaciteitsgebrek (pardon: andere prioriteiten). Er is wel een levendige uitwisseling van gegevens tussen de politie en de erkende onderzoeksbureaus, want, zegt hoofdcommissaris Piet Tieleman die erover gaat: ‘Het kan niet zo zijn dat particuliere recherchebureaus de politie werk uit handen nemen en daarvoor niets terugkrijgen.’ Welke schrijnende gevolgen de private opsporing kan hebben bleek in het geval van kunstenaar Rob Scholte. Hij wist het justitiële onderzoek in zijn moordaanslag heropend te krijgen nadat hij een paar ton had verspijkerd aan een privé-speurder die een vracht nieuwe gegevens had opgediept. Scholte bleek opgelicht, de commerciële rechercheur had alles uit z'n duim gezogen. Ook het inschakelen van een advocaat kan resultaten hebben. Je moet wel de goeie advocaat nemen, en je moet die wel kunnen betalen. Als dat meisje dat zogenaamd door Patrick Kluivert was verkracht niet de oude Moszkovicz had uitgekozen, was het vast niet gekomen tot dat potsierlijke onderzoek tegen de voetballer (een van de meest begeerde jonge mannen van Amsterdam), dat de belastingbetaler 42.000 gulden schadevergoeding kostte. Advocaten hanteren grotendeels de beproefde technieken; zo schreef mr. Chris Veraart over een onderhoud met justitie waarin hij in opdracht van een cliënt aandrong op de vervolging van een crimineel: ‘Ik geef de rechter-commissaris drie weken en zeg dat ik anders de pers inschakel.’ Wat je niet moet doen, is wat ik zelf deed toen ik het slachtoffer van een paar oplichters was geworden. Ik deed aangifte bij de officier van justitie, veronderstellend dat het beter was de politie niet te vermoeien met de op het eerste gezicht ingewikkelde zaak. Stom! Na het sepot (de officier zag geen bewijsproblemen, maar had andere prioriteiten), vertelde een studievriend hoe ik het had moeten aanpakken. Ik had niet direct bij het parket moeten aankloppen, maar toch eerst naar het politiebureau moeten gaan. Daar had ik mijn zaak aan een rechercheur moeten verkopen (‘Ik bedoel niet verkopen,’ zei mijn vriend, ‘ik bedoel dat je zo'n man voor je zaak moet weten te winnen. Snap je? Je vertelt het verhaal met veel emotie en details. Wek zijn verontwaardiging’). Ik had ervoor moeten zorgen dat die politieman een aantal uren recherche in de zaak zou hebben gestoken, waarna het voor z'n baas al moeilijk was geworden verder onderzoek tegen te houden. Met mijn officier had ik het volgens mijn studievriend overigens niet erg getroffen. ‘Die vent krijgt nooit iets uit z'n poten.’ Ik zal m'n vrienden voortaan sneller weten te vinden. Dus wat je kunt doen is je old boys netwerk inschakelen. Wel jammer als je dat niet hebt. Je kan ook civiel procederen tegen je criminelen. Vaak is de seponerende officier zo behulpzaam deze mogelijkheid aan te geven. Maar een civiele procedure is dermate kostbaar, langdurig, en risicovol (het stelt je bloot aan valse rechtsmiddelen en bedreigingen door de tegenpartij), dat het een louter theoretische mogelijkheid is. Als je na tien jaar wint is er bovendien meestal geen verhaal meer mogelijk. En dan kun je natuurlijk eigen rechter spelen. Je kunt degene die je fiets steelt in elkaar slaan, of aan je fiets een bordje hangen met daarop het dreigement dat te doen, zoals ik laatst ergens zag. Regelmatig worden de huizen van pedofielen in brand gestoken en hun foto's verschijnen op Internet. Autoverhuurders die het slachtoffer zijn geworden van diefstal doen het ook; ze zetten foto's van de daders op het net. Ik wed dat het niet lang zal duren voordat er websites verschijnen waar je als slachtoffer de vervolging van je crimineel kunt aanzwengelen. Het handhavingstekort zal, samen met de technische mogelijkheden van het Internet, de oude posse van stal halen. De eerste virtuele lynchpartij zal, vrees ik, worden gevolgd door een echte.
Een half jaar voor zijn ontslag als voorzitter van het college van procureurs-generaal vroeg Arthur Docters van Leeuwen zich af waarom hij nooit werd uitgescholden. Waarom, riep hij vertwijfeld in NRC Handelsblad van 26 juli 1997, accepteren we in vredesnaam zoveel criminaliteit, waarom pakt niemand me bij m'n boord en schudt me heen en weer vanwege de gebrekkige rechtshandhaving? De burger bekommerde zich niet om de gezwollen vertwijfeling van de fijnbesnaarde magistraat. Die had andere prioriteiten dan het boordje van Docters. Hij raadpleegde z'n advo- | |
[pagina 7]
| |
caat, schreef een brief aan Peter R. de Vries, overlegde met z'n privé-detective, deed aangifte bij de plaatselijke pers, belde een old boy, organiseerde een handtekeningenactie, liep voorop in een stille omgang, stal z'n fiets terug, publiceerde een zwartboek, stak het huis van een pedofiel in brand, of zette de foto van iemand die hem had dwarsgezeten op het Internet. Deed de burger geen aangifte bij justitie? Natuurlijk deed de burger dat wel, maar niet om het recht gehandhaafd te krijgen. Uit onderzoek is gebleken dat meer dan de helft van de aangiftes op het politiebureau niet wordt gedaan omdat de aangever denkt dat dat zin heeft voor de oplossing van het misdrijf waarvan hij het slachtoffer is geworden, maar omdat de verzekering anders niet uitbetaalt.
‘Woningzoekenden zo beleefd mogelijk afpoeieren.’ Zo beschreef een medewerker van de Dienst Herhuisvesting in Amsterdam de impliciete taak die hij in het midden van de jaren zeventig had. Het resultaat is bekend: een paar jaar later regeerde de kraakbeweging in de hoofdstad, en woonde alleen een bange sukkel niet gratis. Er kwamen tanks aan te pas om de orde te herstellen. Na dertig jaar rechtzoekenden te hebben afgepoeierd, begint bij justitie het besef door te | |
[pagina 8]
| |
dringen dat er iets moet veranderen. De burgemeester van Tilburg (inderdaad, Johan Stekelenburg die op PvdA-congressen regelmatig het hoogste woord heeft over de bestrijding van de criminaliteit) moest onlangs uitleggen waarom de aangiften van een man die vier maal door dezelfde groep mensen was mishandeld, op zijn politiebureau in de prullenmand waren gegooid. Stekelenburg zei dat ‘tussen het Openbaar Ministerie en de politie ten behoeve van de prioritering het zogenaamde case-screeningsmodel is afgeprocedeerd’. (Dat ‘prioriteren’ bij justitie een werkwoord is geworden is begrijpelijk; het is immers het belangrijkste wat ze doen). Er was een case-screeningsmodel afgeprocedeerd en dus moest de man niet zeuren. Maar Stekelenburg gaf wel toe dat ‘de informatievoorziening van politiezijde aan de aangever’ beter had gekund. Dat was nieuw. Bij justitie begint het besef door te dringen dat het tijd wordt rechtzoekenden beleefder af te poeieren. ‘Betere slachtofferbejegening’, ‘transparantere keuzes’ en ‘second opinions’ luiden daarom de nieuwe modekreten in het Openbaar Ministerie. Ik voorspel dat het niet zal helpen. Iedere transparante keuze (‘meneer, we hebben geen tijd om achter de inbreker in uw huis aan te gaan omdat we ons jaarlijkse quotum fraudezaken nog niet hebben gehaald’) zal olie op het vuur zijn van de sluipende intifada tegen het handhavingstekort. Hogere straffen en ruimere opsporingsbevoegdheden zijn de kluiven die de politiek de hongerige burger heeft toegeworpen. Het zal niet genoeg zijn. Het is het handhavingstekort, stupid! Hoe lang zal het nog duren voordat alleen een bange sukkel er niet in slaagt z'n zaak door justitie vervolgd te krijgen? De weetjes en de kneepjes van de nieuwe kraakbeweging raken bekend. De burger voelt dat er iets niet klopt wanneer hij hoort dat een beginnend schrijver tot voor de Hoge Raad wordt vervolgd omdat de burgemeester van Zandvoort zich door een zinnetje uit het boek in z'n hemd gezet voelt, wanneer justitie voor vier gestoorde maar luidruchtige ouderparen twee jaar lang graaft naar niet bestaande sekskelders onder een school in Emmen, wanneer hij leest dat ze in Haarlem veertig rechercheurs zetten op de moord op vier Hells Angels in een seksclub (waarom kan dat niet met twintig rechercheurs, vraagt de burger zich af), wanneer het Openbaar Ministerie naar aanleiding van een klacht van een gemeenteraadslid in Dordrecht een gerechtelijk vooronderzoek begint tegen een antiquaar met een exemplaar van Mein Kampf in z'n kast. Zelf is de burger vier keer in elkaar geslagen en op het politiebureau zijn z'n aangiftes op grond van een case-screeningsmodel in de prullenmand gegooid. De volgende keer, neemt hij zich voor, zet ik ook een grote bek op. Uiteindelijk zal er een tweedeling ontstaan tussen wie het vervolgingsbeleid wel kan kraken en wie niet.
De advocaat van de macrobioot van Roel van Duijn heeft natuurlijk gelijk wanneer ze zich beklaagt over de beslissing van het OM om te gaan vervolgen. Ze zei: ‘Ik denk toch dat dit besluit mede is ingegeven door de vasthoudendheid van bepaalde mensen met bezwaren tegen mijn cliënt. Ze hebben nogal nadrukkelijk de publiciteit gezocht en veel ophef gemaakt.’ Het ruikt inderdaad sterk naar onbehoorlijk bestuur, zoals trouwens het hele vervolgingsbeleid stinkt. Het is voor de gemiddelde burger misschien niet eenvoudig te benoemen, maar het gevoel dat er iets grondig mis is met de handhaving van het strafrecht valt niet meer te onderdrukken. Elke burger voelt inmiddels op z'n klompen aan dat de kans dat zijn buurman (die net een eigen bedrijfje is begonnen) failliet gaat, vele malen groter is dan de kans dat een crimineel voor zijn daden wordt veroordeeld. De burger voelt dat hij de loterij van de strafvervolging kan beïnvloeden wanneer hij leert dat justitie zich moet beperken tot vijf voorkennis- en tien mensensmokkelzaken per jaar. Z'n instinct zegt de burger dat hij beet heeft. De koevoet zit al een decimeter diep in het vervolgingsbeleid. Het is alleen nog een kwestie van wrikken. En op een dag wrikt ook u mee. |
|