Hollands Maandblad. Jaargang 2000 (626-637)
(2000)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
De mythes rond kapitein Raymond Westerling
| |
[pagina 17]
| |
ven over het geweld in Indië. Dat was bij de onafhankelijkheid van Indonesië opgehouden. In 1969 kwam het onderwerp weer aan de orde voor een nieuw en omvangrijker publiek, waarbij de veteranen, afgezien van Hueting, opvallend afwezig bleven. Twee omstandigheden speelden een rol. De eerste is dat de televisie aandacht ging besteden aan de geweldsexcessen. Ook Westerling verscheen op het scherm. Het deed zijn reputatie geen goed. Hij zag er enigszins onaangenaam uit en de verdediging van zijn optreden in Indië maakte geen sterke indruk.Ga naar eind3 Voor het eerst in zijn leven kwam de aandacht in de media zijn reputatie niet ten goede. Tot dan toe had de schrijvende pers steeds bijgedragen aan de mythevorming over zijn persoon en daden. De tweede omstandigheid was dat een nieuwe generatie een overeenkomst zag tussen de oorlog in Vietnam en die in Nederlands-Indië. Beide conflicten leken het gevolg van de corruptheid van de gevestigde orde. De tv-uitzendingen schetsten het beeld van ‘koloniale uitbuiting’ en ‘crimine- | |
[pagina 18]
| |
le oorlogsexcessen’, waar Westerling als het symbool bij uitstek van werd gezien, wat hij sindsdien gebleven is. Hij is voor de generatie van na 1970 in even sterke mate oorlogsmisdadiger als hij held was voor de generatie van 1950. De oorsprong van zowel het positieve als het negatieve beeld van Westerling ligt op Celebes en in Bandoeng. Het waren de hardvochtig uitgevoerde zuivering van Zuid-Celebes tussen begin december 1946 en eind februari 1947 en de ‘coup’ tegen Soekarno op 23 januari 1950 die Westerling in het middelpunt van de belangstelling plaatsten. Op Celebes herstelde hij de ‘rust’, in opdracht van de hoogste militaire en civiele autoriteiten in Indië. Hij deed dat met een door hemzelf bedachte zuiveringsmethode, waarvan standrechtelijke executie van de ‘daders’ de kern was. Het Indonesische verzet tegen het Nederlandse gezag werd uitgeroeid. Na drie maanden keerde hij met zijn afdeling zegevierend en alom bejubeld terug op Java. Hij had een weergaloze indruk gemaakt. Sterke verhalen gingen de ronde doen. Het was fase één in de opmars naar de legende-status. Fase twee speelde zich af in Bandoeng. Westerling was al langer dan een jaar privéburger. Hij was getrouwd, vader van een gezin, werkzaam als transportondernemer. Maar daarnaast was hij nog altijd ‘krijgsheer’, de zelfbenoemde aanvoerder van een, zo ging het gerucht, omvangrijk privéleger, dat uit Indonesiërs, Indo-Europeanen en Nederlanders bestond. De bevolking scheen hem te beschouwen als de reïncarnatie van de mythische Rechtvaardige Vorst (de ratu adil), een messias, die met zijn wederkomst aan het heersende onrecht op krachtdadige wijze een einde zou maken. Zijn ‘leger’ droeg de naam ‘Strijdkrachten van de Rechtvaardige Vorst’. Velen in Indonesië en Nederland geloofden in Westerlings missie. Hijzelf uiteindelijk ook. Het was in essentie een romantisch ideaal. Hij gold als redder en bevrijder van de onderdrukten.Ga naar eind4 De ontknoping in de vorm van een operetteachtige ‘staatsgreep’ in Bandoeng was een anticlimax. Maar hoe pijnlijk ook, het bracht Westerlings reputatie op ongeëvenaarde hoogte, nationaal en internationaal. Het grote fabuleren kon beginnen. Westerling is in de eerste plaats zelf verantwoordelijk geweest voor de creatie van zijn eigen legende. Voor Westerling is militaire show altijd een serieuze zaak geweest. Hij was een ster, of gedroeg zich althans als zodanig, maar in zijn hang naar publiek vertoon presenteerde hij de wereld een karikatuur van de militair. Hij paradeerde als een pauw door Indië. Met zijn atletische gestalte, scherp profiel, krachtige kaak en priemende blik, pistool op de heup, dolk in zijn sokken, was hij ‘een vent’. Het was niet de manier waarop Nederlandse militairen zich meestal durfden presenteren. Bovendien droeg hij de rode of groene baret (net zoals het uitkwam), het symbool bij uitstek van dapperheid en mannelijke bravoure. Westerling was commando en dus een product van de Tweede Wereldoorlog. Commando's waren opgeleid voor het uitvoeren van speciale, riskante acties. Dankzij hun activiteiten in de oorlog zijn zij legendarisch geworden, zoals bijvoorbeeld David Stirlings Special Air Services (sas) of Orde Wingate's Chindits. In bevrijd Europa waren zij volkshelden. Zij waren, vonden ze ook zelf, de best and the brightest. Welke man zou destijds geen commando willen zijn - en welke vrouw zou niet met een commando willen gaan? Ze waren, zoals ooit eens naar aanleiding van de Franse commando's is opgemerkt, de mannelijke tegenhangers van Brigitte Bardot. Westerling was in de oorlogsjaren getraind door de Britten, de uitvinders van de moderne commandoidee. Hij was opgeklommen tot instructeur. Hij deed zijn werk met enthousiasme en toewijding; hij blonk uit. Hij was een populair militair, in en buiten het kampement. In de pubs mocht hij graag de show stelen; hij was een groot drinker en een getalenteerd zanger. Maar aan de echte strijd nam hij niet deel, noch in Europa tegen de Duitsers, noch in Azië, nadat hij zich in juni 1945 had gemeld bij het knil, tegen de Japanners. Hij kreeg pas de kans te laten zien wat hij waard was toen hij in september 1945 in Medan, Sumatra, landde om te helpen bij de redding van de in de kampen opgesloten Nederlanders, bij het handhaven van de orde in het steeds rumoeriger Medan en bij het herstellen van het Nederlands gezag. In de daar heersende chaotische omstandigheden, waar gezag ontbrak en hem door zijn superieuren de vrijheid werd gegeven te handelen zoals hem goed dunkte, ontwikkelde hij zich tot militair vrijbuiter. Westerling werkte met zijn ‘eigen leger’, paste zijn ‘eigen methode’ toe, ondernam nachtelijke soloacties en voerde standrechtelijke executies uit. Hij pretendeerde als enige te weten hoe men oorlog moest voeren met een ‘Oosterse’ te- | |
[pagina 19]
| |
genstander en hoe men in een guerrillaoorlog ‘kwaadwilligen’ en ‘goedwilligen’van elkaar kon onderscheiden. Hij omringde zich met inheemse informanten en Molukse militairen, die hem vanaf het begin onvoorwaardelijk loyaal waren en voor hem door het vuur gingen. Zo creëerde hij inderdaad een schare volgelingen die hem trouw bleef tot in Bandoeng toe. Toen hij op het uiterst rumoerig Celebes arriveerde, december 1946, was hij amper vier maanden commandant van de Speciale Troepen. Hij mocht zich verheugen in de sympathie van de legerleiding, generaal Spoor voorop. Hij ging het karwei in Makassar wel even klaren. Hij kreeg absolute handelingsvrijheid. Het was bijzonder dat een jonge officier zoals hij (en ook nog zonder enige officiersopleiding) over zo'n mandaat beschikte. Maar het werd ingegeven door de noodsituatie die in Zuid-Celebes heerste. Het was regelrecht revolutie daar en nationaal belang dat het verzet werd gebroken. Maar de beschikbare troepen waren gering in aantal. Er moest geïmprovi- | |
[pagina 20]
| |
seerd worden te midden van alle chaos. Zo waren de omstandigheden toen Westerling en zijn commando's in Makassar arriveerden. Hij trad van meet af aan keihard op in Makassar en omgeving. In de eerste actieweek vielen volgens opgave in de actierapporten al 239 doden en vestigde hij zijn naam op de meest ondubbelzinnige wijze. Aan de lange reeks van moordaanslagen, brandstichtingen en andere gewelddaden kwam een eind. Amper drie weken na zijn aankomst had heel Makassar het over hem, zoals uit de brieven van Ilse Wentholt blijkt. Naast het prachtige persoonlijke portret laat Ilse Wentholt zien hoe overdrijving, gefabuleer, pure fantasie, lachwekkende verzinsels en religieus aandoende verering zich snel als een web om Westerling heen sponnen. Het begon al met de bijnaam ‘de Turk’, die Westerling voorzover ik kan nagaan pas op Celebes heeft gekregen. Het maakt hem op voorhand bijzonder en mysterieus. Zes jaar al had hij ‘meegevochten’ in de oorlog, schrijft Ilse, ‘2 dikke rijen ribbons’ had hij verdiend, een Militaire Willemsorde had hij al, en dan nog maar 26 jaar, kende de hele Koran ‘zowat’ uit het hoofd, een prijs van 250.000 gulden was net op zijn hoofd gezet. Dit klopte allemaal niet, maar zo werd dus over hem gesproken. Westerling hoefde voor zijn bekendheid maar weinig te doen. Dat kon hij gerust aan anderen overlaten, journalisten voorop, die tot ver in de jaren vijftig de deur bij hem plat liepen. Het gefabuleer en gefantaseer over zijn daden zou later, naar aanleiding van Bandoeng, een nog veel hogere vlucht nemen en pathologische vormen krijgen. Het was een voorbeeld van moderne mythevorming. Toen hij in maart 1947 uit Celebes terugkeerde, stond hij op het hoogtepunt van zijn roem. In de rest van het jaar en in 1948 ging het bergafwaarts. Debet daaraan was de controverse die in de politiek was ontstaan over het optreden in Celebes. Die resulteerde in veel negatieve publiciteit en in de komst van diverse onderzoekscommissies. Westerling toonde zich hierover gekwetst. Hij dreigde de dienst te verlaten als het niet ophield. Wellicht was hij op de afloop van al dat officiële ‘gewroet’ niet gerust. Maar er speelde meer. Tot dan toe was Westerling eigenlijk vooral instructeur en vechtersbaas geweest. In Medan had hij allerlei acties uitgevoerd in vrijgevochten omstandigheden. Lange tijd had niemand hem een strobreed in de weg gelegd. Vervolgens had hij op Java als kersverse commandant van de Speciale Troepen zich met succes kunnen richten op de instructie van nieuwe manschappen. Daarna was de periode Celebes gekomen, wederom een van strijd in volle vrijheid uitgevochten. In 1947 en 1948 ging het echter om iets anders. Hij diende een professioneel commandokorps op te bouwen. Een korps dat op hoog niveau inzetbaar was, dat door professionele officieren werd geleid, dat gedisciplineerd optrad in moeilijke omstandigheden, dat administratief en organisatorisch goed in elkaar zat en dat kon beschikken over perfect materieel. Dat was nodig omdat generaal Spoor de Speciale Troepen het spits wilde laten afbijten bij de actie tegen Yogyakarta (de Tweede Politionele Actie), die hij, als ‘de politiek’ meewerkte, zo snel mogelijk van start wilde laten gaan. Het was bij het uitvoeren van deze taak dat Westerling faalde. Zijn korps was geen professioneel geleide en gedisciplineerd optredende afdeling. Het was een club wilde jongens, die onvoorwaardelijk trouw was aan zijn geliefde hoofdman. Het korps maakte op Spoor dan ook de indruk geheel ‘uit de hand geraakt’ te zijn. Administratief was het een rotzooitje; het rijdend materieel verkeerde in slechte staat; de parachutistenopleiding die Westerling bij zijn korps op touw had gezet, was van slechte kwaliteit. Spoor verweet Westerling onvoldoende leiderschap. Hij besloot tot een rigoureuze reorganisatie van de Speciale Troepen en tot het vertrek van Westerling als commandant. Westerling mocht wel blijven, maar alleen als hoofd instructie. Dat was voor hem uiteraard geen reële propositie. In november 1948 vertrok Westerling; zijn opvolger ging de augiasstal uitmesten. Westerlings laatste jaar in Indië stond in het teken van de fantasie. De Rechtvaardige Vorst, de strijdkrachten van de Rechtvaardige Vorst, de miljoenenbeweging die hij claimde aan te voeren, het heeft allemaal slechts in de fantasie van de hoofdpersoon bestaan. Tegenover journalisten sprak hij van ‘mijn leger’ en ‘mijn beweging’ en suggereerde hij miljoenen medestanders te hebben, verspreid over heel Java en daarbuiten. Hij leefde in een fantasiewereld. Toen de ‘staatsgreep’ eenmaal plaatsvond bleek het eigen leger te bestaan uit veertig à vijftig vrienden en vage medestanders, alsmede uit enkele honderden totaal misleide en bedrogen militairen van de Speciale Troepen en het knil, die grotendeels vroeger on- | |
[pagina 21]
| |
der Westerling hadden gediend en die hem blindelings volgden omdat zij meenden dat hij nog ‘iets kon doen’ voor henzelf en voor het oude Indië. Er was amper wat voorbereid, er bestond geen concreet plan van actie, leiders ontbraken, over wapens beschikte hij niet, het was een doldrieste en gedoemde onderneming. De vraag is hoe men zoveel geloof heeft kunnen hechten aan dit fantoom. Het antwoord is betrekkelijk simpel. Men overschatte Westerlings invloed en dichtte hem een greep op het knil toe die hij helemaal niet had. Deze overschatting kwam voort uit onzekerheid en vrees. De legertop en de autoriteiten verwachtten dat niet alleen de Speciale Troepen, maar misschien wel het hele knil, waarin wanhoop en verbittering hoogtij vierden, Westerling blindelings zouden volgen en gehoorzamen. Hij was onder de militairen nog altijd uiterst populair. Dat maakte hem in de ogen van de legertop gevaarlijk en het zorgde ervoor dat de militaire en burgerlijke autoriteiten een angstvalliger houding aannamen dan nodig was. Het is moeilijk aan te nemen dat Westerling zelf geloofde dat zijn ‘staatsgreep’ kans van slagen had, tenzij hij in de greep van zijn eigen fantasie was geraakt. Wellicht hoopte hij dat zijn ‘vonk’ zou overslaan en een groot vuur zou ontsteken. Het meest waarschijnlijke is dat hij op een gegeven moment is gaan geloven in het romantische beeld van zichzelf als redder van Indië en in het effect van de magische lokroep van de Rechtvaardige Vorst. Eenmaal terug in Europa bleef hij fantaseren en stortte zich in de ene hopeloze onderneming na de andere, deels uit behoefte aan inkomen, deels uit ijdelheid en snoeverij. De Nederlandse ambassadeur in Brussel, die Westerling leerde kennen toen deze een tijdlang in België verbleef, sloeg de spijker op de kop met de constatering dat Westerling al vertellende steeds nieuwe verhalen verzon. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Westerling een enthousiast militair, die echter niet verder kwam dan de rang van sergeant-majoor-instructeur en het slagveld nooit zag. In Medan en later in Makassar ontpopte hij zich tot een vrije jongen en zelfstandige ondernemer in het geweld, die met zijn eigen leger en zijn eigen methode zijn eigen oorlog uitvocht. Dat ging een tijdlang goed. De situatie schreeuwde om vrije jongens die met harde middelen de rust herstelden. De autoriteiten waren maar wat blij met zo iemand, die ze om een boodschap konden sturen. Al spoedig bleken de nadelen groter dan de voordelen. De rust die Westerling creëerde, was die van het kerkhof. Toen moest de roverhoofdman de officiersmantel gaan dragen en zijn club toegewijde vechtjassen diende te worden omgetoverd tot een afdeling oppassende militairen. Dat lukte niet. Verbitterd nam hij afscheid. Als Rechtvaardige Vorst en messias probeerde hij nog terug te keren. Iedereen hield de adem in. Maar het was slechts een mistpoffer. Westerling was het slachtoffer geworden van zelfoverschatting en fantasie. De onverschrokken volksheld Westerling komt zo in een ander daglicht te staan. Maar dat geldt ook voor de oorlogsmisdadiger. Een militair die zo nadrukkelijk in opdracht en met goedvinden van alle militaire en politiek betrokkenen het vuile werk mocht opknappen op een manier die hij zelf mocht bepalen? Wie had er eigenlijk in de beklaagdenbank moeten plaatsnemen? De vrije jongen zelf, Spoor, Van Mook, die als gouverneur-generaal het optreden van Westerling van aanvang af had gesteund, het kabinet, het parlement? Men is er wijselijk niet aan begonnen.Ga naar eind5 |
|