ze haar shirt omhoog getrokken over haar borsten. Halfnaakt draaide ze door de kamer. Zo ging ze op de bank liggen, met haar handen tussen haar benen wrijvend.
Zo moet het ongeveer in het atelier gegaan zijn, een half jaar later. Vrijdagvond na een week hard werken zijn de drie jongens, die de hele dag achter de grote lithopers staan, in het atelier blijven hangen. De een weet waar je de six-packs 1664 op de pof kunt krijgen. De ander draait nog een pétard. Zelfs Bernard is voor de eerste keer sinds hij in het atelier werkt gebleven. Zij vrouw is voor twee weken naar Rusland; hij is vrij. Om acht uur komt Louise binnen op zoek naar Jacques. Ze zijn verbaasd, want ze is er nog nooit alleen op bezoek geweest. Jacques is er niet. Ze drinkt mee; ze bestellen pizza. Nina Simone en Charlie Parker vullen de stilte. Er wordt wat kaas gegeten en na al het bier wordt de wijnvoorraad van Jacques aangebroken. Ze zetten een cd van Chet Baker op en Louise gaat loom dansen. Ze beweegt tussen de handpersen om de tafel heen waarop de grote stenen liggen. Ze wrijft haar handen over haar lichaam. Als ze terugkomt bij de tafel leunt ze naar Bernard en met haar grote ogen en rode mond lacht ze naar hem en zegt: ‘Dans, dans’. Hij staat schuchter op en laat zich meetrekken tussen de persen door rond de tafel. Ze dansen en dansen. Ze praat tegen hem en plots gooit ze haar jas om haar schouder en zegt tegen hem: ‘We gaan’. Ze verlaten het atelier. De anderen blijven verbaasd achter.
- Bernard wordt de rechtszaal ingeleid met zijn blik naar de grond. Met grote moeite vertelt hij het verhaal van de voorstad, zijn Russische moeder en zijn agressieve vader. De vernederingen die hij en zijn moeder moesten ondergaan. Hij heeft zijn vader niet meer gezien sinds zijn dertiende. Het huwelijk met de handschoen. Zijn vrouw die niet met hem wilde slapen, hem uitlachte, zeven maanden getrouwd haar nooit aangeraakt.
Als ze het atelier verlaten, neemt Louise Bernard mee naar haar auto die in Rue de Nantes geparkeerd staat. Ze is uitgelaten. ‘We gaan weg, weg van hier,’ roept ze. ‘Ver weg van Parijs. van iedereen.’ Bernard weet niet wat hem overkomt. Zo'n vrouw die met hem weg wil. Hij ziet haar voor het eerst. Zijn hart bonst. Hij laat zich meesleuren. Ze rijdt met grote vaart Rue Barbanegre in, richting Porte de la Vilette. ‘Naar de zee, ik wil naar de zee,’ roept ze.
Ze danst in een hotelkamer in St. Malo. Langzaam trekt ze haar shirt over haar borsten. ‘Ik wil dood,’ zegt ze, ‘help me.’ Ze gaat naast hem zitten op de bank. Hij wil haar borsten aanraken, ze duwt hem weg. ‘Nee, straks. Je mag me hebben als je me doodt.’ ‘Nee,’ zegt hij. Ze trekt haar shirt naar beneden en neemt de lift naar de receptie. Zonder schoenen, de haren in de war, maar nog altijd met felle bruine ogen haalt ze in de bar nog een fles. Ze danst door de kamer, naakt. Ze huilt. Bernard staat op en wil haar vastpakken. Ze duwt hem weg; hij gaat weer zitten. ‘Goed,’ zegt ze, en gaat op het bed liggen. Ze laat zich door hem strelen. Plots draait ze zich op haar buik en krijst: ‘Blijf van me af!’ Bernard trekt zich geschrokken terug. Ze blijven een uur liggen.
Dan staat Louise op, grijpt haar nylons van de grond en slaat ze om haar hals. Ze beveelt Bernard bij haar te komen; achterover op de bank geeft ze hem de uiteinden van de kousen. Als hij boven op haar ligt roept ze dat hij hard aan de kousen moet trekken. Hij trekt; ze vindt het niet genoeg. Ze gilt: ‘Harder.’ Hij zweet. Hij trekt harder; hij schreeuwt. Hij valt op het bed. Hij huilt en trekt de lakens over zich heen. Als hij na een half uur overeind komt, ziet hij het keukenmes dat Louise van beneden heeft meegenomen, op de grond liggen. Van boven naar beneden snijden, heeft ze gezegd. Houd je pols onder de kraan. In de badkamer zet hij de kraan aan. Van