met zware schakels. Ilja leunde over het lage hekje en tilde de ketting even op. Toen ze hem voorzichtig weer teruglegde en de nek van het dier streelde hief het plotseling zijn kop op. Ilja's hand zat klem tussen twee dikke, harde huidplooien en ze beet op haar lip om niet te gaan schreeuwen. Het nijlpaard bleef zo staan, en Ilja bleef zo staan. Ze wisten allebei dat er iets gebeurde - iets dat hun leven voorgoed zou veranderen.
Het nijlpaard boog pas weer zijn kop - maar net genoeg om Ilja's hand te bevrijden - toen er tussen de caravans een man opdook in T-shirt en spijkerbroek, die al van verre tegen hen begon te roepen. ‘Wat is dat! Laat je hem met rust! Dit is privéterrein!’
‘Ik zat vast,’ zei Ilja. Ze keek naar haar hand, die vuurrood zag.
‘Vast? Als je niet uitkijkt zit je zéker vast,’ zei de man. Zijn blote buik puilde over de rand van zijn broek. ‘Schiet op, maak dat je wegkomt, je hebt hier niks te zoeken.’
‘Ik wilde iets vragen,’ zei Ilja. De man nam haar met een snelle blik van top tot teen op. Ilja droeg haar zwarte legging met lovertjes bij de enkels, een lila fluwelen jasje met zilveren knopen en afgetrapte leren puntschoenen.
‘Iets vragen?’ zei de man. ‘Had je soms interesse om hier te komen werken? Wou je soms het nummer met Jacobus overnemen? Claudia heeft er allang genoeg van, die wil het circus uit. Trouwen.’
‘Hoe is het mogelijk,’ zei Ilja verbaasd.
‘Zeg dat wel,’ zei de man. ‘Met een gemeente-ambtenaar, godbetert. Terwijl ze hier een toekomst heeft.’
Het nijlpaard snoof en zwaaide met zijn kop.
‘Dus we zoeken vervanging,’ zei de man. ‘Sta jij goed op je benen?’
‘Meestal wel,’ zei Ilja met een kleine aarzeling.
‘Het is hard werken,’ zei de man. ‘Maar het is mooi werk. Met de dieren. Je leert hier dingen die je daar buiten niet leert. Je leert hier wat vriendschap is. Je leert hier wat volhouden is. Je leert hier zweten en lachen en -’
De bel voor de tweede helft van de voorstelling schalde over het terrein. Het nijlpaard liet zich met een plof in het zand vallen.
‘En je komt nog eens ergens,’ zei de man. ‘Je maakt reizen. Je ziet steden.’ Hij streek met een hand zijn vettige haar naar achteren en staarde over Ilja's hoofd heen naar de punt van de tent.
‘Mijn oma zit binnen,’ zei Ilja.
‘Dan zit ze niet alleen,’ zei de man. ‘Kom mee, kind. Wij gaan eens praten.’ Ilja betrad een kleine caravan, waar het rook naar sigaren, haarspray, iets zoets (wentelteefjes! dacht Ilja halverwege het gesprek) en zurig opgedroogd wasgoed. Ze zat op een smalle bank met haar rug naar het raam en de man zat tegenover haar, zijn dikke witte armen op het roodpluchen tafelkleed.
Hij was de baas. De kans van haar leven. Ze moest ja zeggen. Anders spijt. Betaald kreeg ze niet; niet in geld, maar wel in, in...
Ilja keek van het schilderij aan de wand, een fluorescerend berglandschap met herten, weer naar de man, naar zijn ogen. Het waren kleine, maar geen sluwe ogen. Het waren hoopvolle ogen.
‘Applaus,’ zei hij. ‘In applaus.’
Ze zei dat ze erover na wilde denken.
‘Overmorgen zijn we weg,’ zei de man.
‘Morgen kom ik het zeggen,’ zei Ilja.
Hij reikte haar zijn hand.
De volgende ochtend kreeg Ilja een brief van het bedrijf waar ze enkele weken eerder had gesolliciteerd als assistent-onderzoeker. Ze was aangenomen en kon per di-