[627]
Deze maand
Je hebt lastige-vragen-stellers, zoals de man die aan de romantische dichter en schilder Dante Gabriel Rossetti vroeg: ‘But Mr. Rossetti, when you have found the Grail, what will you do with it?’ Of neem iemand die zo stom is de telefoon op te nemen als hij met een ander in bed ligt en dan hoort: ‘...schat, kun je jif meenemen, tampons, en een kilo nieuwe aardappelen?’
Er zijn manieren om lastige vragen van anderen te voorkomen - voicemail, afzondering, selectieve doofheid. Wat moeilijker is en waar je dus des te meer voor op moet passen, is dergelijke vragen aan jezelf te stellen. Scepsis over wat je zelf doet heeft een verwoestende uitwerking. Bij mijn afscheid als redacteur van Hollands Maandblad moet ik het verre van mij houden, het stellen van lastige vragen hoe het was en hoe het ging. ‘Eigen wijn behoeft geen krans’ schreef J. Goudsblom eens, en als het niks was dien je het zo snel mogelijk te vergeten.
Toch zijn zulke reserves strijdig met het gevoel van noodzakelijkheid om een tijdschrift te maken. Er moet namelijk iets op papier. Met scepsis lukt dat niet, die leidt tot twijfelzucht, verlammende relativering welke uitloopt op het writer's block. Zonder scepsis wordt het daarentegen ook niks, omdat de andere twee drijfveren van het schrijven, verbeelding en verwondering, de taal dan opblazen en hinderlijk gezwollen en licht maken.
Dat gold, althans de laatste zes jaar, evenzeer voor het Maandblad. Er was goddank veel scepsis, maar die had niet kunnen bestaan zonder verbeelding en verwondering. Met zuur gemopper en conservatief gebalk was het anders geworden. Omgekeerd was alleen de verbeelding van verhalen en de verwondering die uit de gedichten sprak te ijl geweest en ook te ijdel om een tijdschrift mee te vullen. Dankzij de verbeelding in de verhalen van Aat Ceelen, Detlev van Heest en Arnon Grunberg, dankzij de verwondering in de poëzie van Koenegracht en Claus, van Vroman en Woudsma, kon de scepsis in het overige proza gedijen, al getuigt alles als het goed is uiteindelijk van een mengvorm van verbazing, fantasie en relativering.
Ik zal veel vergeten van de afgelopen jaren, hoewel ik er soms mijn best voor zal moeten doen. Maar niet eenvoudig zal uit mijn geheugen verdwijnen hoe scepsis ons gaande hield en opvrolijkte, met hoeveel plezier wij stukken plaatsten over het schijnvertoog van het poldermodel, waarin discussies als stripwolkjes boven een verkeerd landschap hangen en een politiek debat suggereren dat nu kennelijk juist moet worden voorkomen - of het nu ging om de Bijlmer-enquete, de subsidiëring van tijdschriften, discussies over de jacht, het massabedrog van het Openbaar Ministerie, de willekeur van de literaire kritiek en culturele correctheid.
In dit Hollands Maandblad is dat niet anders en regeert, als ik op de valreep eens een groot woord mag gebruiken, bevlogen scepsis. Ik bedoel een scepsis als in het openingsstuk van Michaël Zeeman jegens multicultureel relativisme, die het mogelijk maakt het probleem serieus te nemen en niet in sjablonen onzichtbaar te maken.
Ik bedoel het soort scepsis van debutant Harteveld in zijn overpeinzingen over de doodstraf, door de reclamecampagne van Benetton weer op de agenda geplaatst. En de scepsis van Maarten 't Harts Toets der kritiek over de recensies van Bernlefs roman Boy (‘Zodra Bernlef publiceert, begint Warren te blaffen’). Dit alles afgedrukt bij de gratie van gedichten van Patty Scholten en Anneke Brassinga en proza van Wolfert, Hermkens en Verbogt. En dat het Maandblad voortleve in de gloria. - md