‘Misschien denken ze dat we de verzekering willen tillen,’ zegt Simone.
‘Come tomorrow to the policestation!’ zegt een van de mannen in onverwacht keurig Engels. Het klinkt mechanisch, alsof hij het zinnetje voor de gelegenheid uit zijn hoofd heeft geleerd.
‘Vergeet het maar! Morgen ga ik linea recta naar Bolivia!’ roept Simone als de twee zijn vertrokken. Gerard wil er zelfs onmiddellijk vandoor gaan. Toch zitten ze de volgende ochtend braaf op een bankje te wachten, tegenover een dommelende agent achter een schrijftafel. Waar ze op wachten is niet duidelijk. Men heeft ze daar laten plaatsnemen. Opeens schrikt de agent achter de schrijftafel wakker en krabbelt iets op een papiertje. Hij staat op om het te laten zien. ‘$20’ staat er op.
‘Wat krijgen we nou!?’ roept Gerard uit.
‘Declaraçao!’ zegt de agent en hij maakt duidelijk dat ze mogen gaan zodra ze hebben betaald. Om vijf uur kunnen ze dan het verlangde document komen halen.
‘Twintig dollar! Hoeveel was dat fototoestel van jou eigenlijk waard?’
‘Laten we nou maar betalen. Dan zijn we misschien eindelijk van het gezeur af.’
Ze slenteren wat rond, bezoeken een markt en een oude kerk, eten een broodje in een snackbar. Veel wordt er niet gezegd. Als ze klokslag vijf uur weer bij het politiebureau aankomen, hoeven ze maar een paar minuten te wachten. Een pokdalige man met een zonnebril roept hen zijn kamer binnen. Hij wil weten wat hun volgende reisdoel is.
‘Bolivia,’ antwoordt Gerard.
‘Ah, cocaïna!’ Er verschijnt een brede grijns op zijn gezicht.
‘No! No!!’ roepen ze allebei heftig.
Het gezicht van de man betrekt. Met een trage beweging zet hij de zonnebril af en kijkt hen met zijn scheefstaande oogjes om beurten aan. Dan blaft hij in gebroken Engels: ‘Waarom zeggen jullie de camera is gestolen!? De camera is in hotel! Ik kan jullie arresteren!’
Gerard legt met driftige gebaren en schelle stem uit dat het niet abnormaal is dat twee mensen twee camera's bij zich hebben en dat het fototoestel van Simone echt is gestolen op het busstation. De man reageert er nauwelijks op, kijkt weer van de een naar de ander en de gedachte vat post bij Simone dat hij van het hele verhaal niets heeft verstaan.
‘Alright!’ zegt hij dan op onverwacht joviale toon en haalt uit het niets een stuk papier met veel stempels tevoorschijn, dat hij met een brede zwaai overhandigt. Het proces-verbaal!
‘See you later, alligator!!’ schatert hij, ‘after a while, crocodile!’
Ze kunnen er niet om lachen.
Laat die avond wordt er op de deur van de hotelkamer gebonsd. Als Simone de twee agenten van de vorige avond ziet, in uniform nu, voelt ze tranen achter haar ogen branden. De twee gebaren dat ze mee moeten en mompelen iets over ‘camera case’.
‘Hebben jullie de camera dan!?’
Ze reageren met glimlachjes en schouderophalen. Voor het hotel staat een taxi gereed. Tijdens de rit kijkt de chauffeur af en toe onderzoekend door zijn binnenspiegel naar de twee toeristen. Bij het politiebureau houdt een van de agenten galant het portier voor Simone open.
‘You pay!’ zegt de andere tegen Gerard. Gerard aarzelt. Waarom zou hij betalen?
‘Doe het nou maar!’ snauwt Simone.
Mopperend overhandigt Gerard de chauffeur het geld.
Opnieuw worden ze ergens in het politiebureau achtergelaten. Zwijgend zitten ze naast elkaar, wetend dat elk verkeerd woord de ander kan doen ontploffen. Na een minuut of tien verschijnt een agent die Simone wenkt dat ze mee moet komen. Ge-