[625]
Deze maand
Het wonen tussen vier of meer muren heeft grote voordelen. Maar zet een schrijver, filmer of ander kunstenaar aan het peinzen over het verschijnsel muur en het drama is snel compleet. ‘Waar was je op de ochtend van de negende en wat deed je toen?’ vragen officieren in Sartres beroemde verzetstrijdersverhaal voor ze gevangenen tegen de muur laten zetten. Aan het einde van Le mur wordt de ter dood veroordeelde hoofdpersoon tot zijn verbijstering niet gefusilleerd. Om de beulen te pesten heeft hij gezegd dat zijn kameraad Ramon Gris zich op de begraafplaats verstopt heeft. Dat blijkt per ongeluk waar te zijn, waarmee hij ongewild zijn leven redt en zijn vriend en held verraadt. Nu pas tekent zich de werkelijke muur voor hem af.
De werkelijke muur van Goya's De Derde Mei, 1801 (1814) is niet de rotswand achter de arme drommels die door het Franse leger worden geëxecuteerd, noch de muur van het Prado waar dit schilderij hangt - het is het schilderij zelf. En toen Marina Abramovic en Ulay elkaar in 1988 in een performance over de Chinese Muur tegemoet liepen om elkaar ergens halverwege te ontmoeten was niet de Muur de muur, maar hun ontmoeting. Een ontmoeting die op afscheid uitliep, want hierna ging dit kunstenaarspaar uit elkaar.
‘Waar was je op de avond van de negende en wat deed je toen?’ was een vraag die vorige maand in Berlijn door velen aan velen gesteld werd, tien jaar na de val van een muur die enkele decennia de Muur was geweest. Een jaar lang berichtte Willem Wansink vanuit de nieuwe Duitse hoofdstad in onze rubriek Hier Berlijn over de werkelijke muur die nog altijd bestond. In zijn epiloog, Fin de spectacle de unheimlich goede afloop.
Verder in deze aflevering van Hollands Maandblad filosoof Ger Groot over de neiging van nieuwe kunst om te shockeren. Zijn essay had de naam kunnen hebben van Piet Gerbrandy's bijdrage: De Muur: over poëtica, pornografie en innerlijke noodzaak. Gerbrandy zegt hierin een paar dingen over poëzie die nodig nog eens gezegd moesten worden. Ook in dit nummer een betoog van vertaler Erik Coenen die naar aanleiding van het bijna verstreken en in Nederland onopvallend voorbij gegane Borges-jaar de schrijver als filosoof serieus probeert te nemen. Waarvoor wij niet hoeven terug te schrikken omdat hij Borges' opstel Las paredes de listones (1937), waarin Kants transcendentale deductie nog eens dunnetjes wordt overgedaan, buiten beschouwing laat.
In dit decembernummer staat als altijd ook poëzie. En een kort verhaal. En onze rubriek Toets der kritiek, waarin Maandblad-medewerker Karel Glastra van Loon zich vergaapt aan de lovende kritieken van Thomas Rosenbooms Publieke werken, een roman waarin eveneens menige muur wordt gesloopt ten behoeve van de vooruitgang. En ten slotte als opening ons kerstverhaal, dat rond de knusse momenten vlak voor weer een andere muur niet mocht ontbreken. Het is geschreven door Aat Ceelen en behelst een eigentijdse intramurale kerstviering die het befaamde kerstverhaal van Dickens in sommige opzichten naar de kroon steekt. De redactie van het Maandblad heeft zijn lezers te hoog om bang te zijn dat zij de door Pjotr en Negerhenkie veel gebezigde Samarkandische kerstgroet ‘kut’ (spreek uit als het Engelse cute) anders opvatten dan wat het is. Rest ons niets anders dan die lezers een hele fijne maand te wensen. - md