Als de Engelse superioriteit in humor getoond moest worden aan wat zij in de conversatie opbrengen zou Van Amerongen gelijk krijgen, zolang hij niet probeerde te bewijzen dat andere nationaliteiten er bepaald beter in zijn.
Hij zal pas in het nauw komen wanneer de Engelse professionals er bijgehaald worden. De music hall en de komische opera, Punch en Edward Lear, Oscar Wilde en P.G. Wodehouse, Evelyn Waugh en Tom Stoppard, de Goons en Fawlty Towers, Michael Frayn en Stephen Fry: er kunnen pagina's gevuld worden met namen en titels die een hoeveelheid komisch werk van allerlei geaardheid vertegenwoordigen waar geen andere Europese cultuur een tiende van kan bieden (de Amerikanen zouden apart beoordeeld moeten worden). Dat niet iedereen het allemaal even geslaagd vindt is geen weerlegging. Wat er na stugge kritische schifting uit overblijft is nog steeds een bibliotheek vol tegenover de boekenplankjes van andere landen.
Deze productiviteit is geen bewijs dat de Engelsen door de natuur begiftigd zijn met een bovennormaal humoristisch talent. Wat zij hebben is een beschaving die de humor behandelt als middel om te vertellen wat zich afspeelt in de wereld, in plaats van als een secundaire functie die weg moet vallen wanneer het menens wordt. De vele Engelsen die er weinig van begrijpen, die in afwijkingen van het normale patroon alleen vergissingen of ongelukjes kunnen zien, voelen zich soms buitenstaander in hun eigen land. Hun ongemak wordt op verschillende manieren verzacht. Hun vrienden en kennissen zullen gewoonlijk ook zwak begaafd zijn voor humor; de omgang in ruimere kring wordt hun mogelijk gemaakt door de moderne levensstijl van bij haast alles wat er gezegd wordt een beetje lachen. Tot een jaar of honderd geleden, was zoveel lachen ongebruikelijk, neem ik aan, omdat de meeste mensen hun gebit liever verborgen hielden. De invloed van de vooruitgang in de tandheelkunde op ons gezelligheidsleven is nog onvoldoende erkend. Onze overgrootouders begonnen niet met hun tanden te ontbloten iedere keer dat zij elkaar onverwachts tegenkwamen. Op negentiende-eeuwse foto's vertonen de mensen nooit de lach om niets die fotografen tegenwoordig verlangen.
Humorloze Engelsen worden in laatste instantie ook door zichzelf geholpen wanneer zij zich willen overtuigen dat zij er toch bijhoren. ‘I think it's true to say that the Germans lack some quality that we...’
Wanneer Nederlanders zich laten voorstaan op de nationale humor denken zij niet bepaald aan zichzelf, meer aan de mensen op straat. Er heet een Amsterdamse humor te bestaan, vooral omdat het bij een hoofdstad hoort. Londen, Berlijn, Parijs, allemaal beroemen zij zich erop. Het pijnlijke in het geval van Amsterdam lijkt te zijn dat de lokale humor grotendeels weggewied is door de Duitse jodenvervolging. Sindsdien kan niet beweerd worden dat er geen grappige mensen meer wonen, maar er is weinig humor of gein actief in het openbare leven. De historische verklaring ligt voor de hand, misschien te vlot: het joodse bevolkingsdeel was geschoold in een gesjochten leven dat beter te verdragen was als het doorzien werd in zijn absurditeiten. De Nederlandse levensstijl, tweestemmig in zijn rechtzinnigheid en tolerantie, had weinig tijd voor grapjes.
Onweerlegbare bewijzen kunnen voor onderscheidingen als deze niet aangevoerd worden. Het duidelijkste wat verwacht kan worden is dat een cultuur soms iets te horen of te zien geeft waarvan bijna iedereen moet toegeven dat het in een andere cultuur uit de toon zou vallen. Er is geen sprake van dat een schrijver ooit een behoorlijk toneelstuk zal maken als hij geen gevoel voor humor heeft, schreef Kenneth Tynan eens. Deze woorden zijn mij bijgebleven als voorbeeld van een idee dat in Engeland geen tegenspraak oproept terwijl in Nederland niemand erop zou komen. Niet dat hier alles ernstig opgevat hoeft te worden. Allerlei ontspannen vormen van expressie worden legitiem gevonden en genieten kritische waardering. Daar moet het bij blijven. Dat een roman of toneelstuk aangeprezen wordt als amusing, witty of funny komt zelden voor. Zulke termen zijn alleen geschikt voor de conversatie: een grappig boekje, een geestig stukje, en dan betekenen zij ongeveer hetzelfde als het standaardwoord voor de neutrale waardering: aardig. De humor van een werk is in de Nederlandse traditie een element dat maar bij uitzondering in de beoordeling betrokken wordt, en afwezigheid ervan is geen grond voor afkeuring.
Wie zulke onderscheidingen maakt moet in gedachten houden dat humorloze mensen van eminente kwaliteit kunnen zijn, al zou Kenneth Tynan hun toneelstukken afgekeurd hebben. De