Vergeten puin
door Willem Wansink
In de nacht van 9 op 10 november 1989 gaf Oberstleutnant Harald Jäger het bevel de grensovergang van de Bornholmer Strasse te openen. Hij was plaatsvervangend leider van de Oost-Duitse pascontrole, maar ook hij kon de ddr niet meer redden. De Bornholmer Strasse lag in Oost-Berlijn, het vrije Westen wenkte aan de overkant van het water. Daartussen lag de Bösebrücke.
Het is nu tien jaar geleden, maar Jäger vertelt nog graag over hoe hij persoonlijk de
ddr de doodsteek toediende. Ook nu een gure oostenwind over de Bornholmer Strasse slaat
terwijl hij de buitenlandse pers te woord staat en zijn woorden in het lawaai van het passerende verkeer verdwijnen. Om verstaanbaar te blijven, beweegt Jäger zich steeds verder van de Bösebrücke af. Wij correspondenten hangen aan zijn lippen, ook al rillen we na tien minuten van de kou.
In een bus van de vap, de buitenlandse persvereniging, zijn we langs de resten van de Muur gereden. Potsdamer Platz, Niederkirchnerstrasse, Invalidenstrasse, Bernauerstrasse. Van het symbool van de Europese deling is niets meer te zien. Waar is ze gebleven? Gesloopt, in een achterafhoekje weggemoffeld, op een begraafplaats bewaard, naar Argentinië en Mexico-City verscheept. Slechts sporadisch stuiten we op restanten: een commandopost, een nagebouwd stuk Todesstreifen tussen de Oost-Berlijnse binnen- en de West-Berlijnse buitenmuur. Onderweg zwaaien de Berlijners naar ons alsof wij de aapjes zijn.
Hij kon niet anders, vertelt Jäger. De aandrang was te groot, tienduizenden Oost-Berlijners stroomden naar de grens, nadat ze die negende november 's avonds op televisie hadden gezien dat de Muur ‘ab sofort’ geopend was, zoals Günter Schabowski, de woordvoerder van de regeringspartij abusievelijk had gezegd. ‘Ik was net aan het eten toen ik Schabowski op tv zag,’ zegt Jäger. ‘Het brood bleef bijna in mijn keel steken.’
Schabowski zat in het Politburo. Wat hij zei, moest waar zijn. Voor de camera's van Spiegel-TV riep het volk ‘Tor auf, Tor auf’. Toen ze werden afgepoeierd door de grenspolitie, klonk het: ‘Wir kommen wieder’. Om half twaalf belde Harald Jäger zijn baas, Oberst Ziegenhorn. Via de uit het raam gestoken hoorn liet hij horen, wat er aan de hand was.
‘Er is geen houden aan,’ zei Jäger.
‘'t Is goed, mijn jongen,’ luidde het commentaar.
Zo viel de eerste slagboom. Om 23.37 uur noteerde de West-Berlijnse politie dat een enorme mensenmassa zich ‘als mieren’ van Oost naar West bewoog.
Nadat de druk eraf was, veranderde de Muur in overtollig beton: vergeten puin van de Koude Oorlog. Het stadsbestuur van het verenigde Berlijn wilde er zo snel mogelijk vanaf, de ‘grote politiek’ was met andere dingen bezig. Slechts een lint van kinderkopjes, met hier en daar een koperen herdenkingsplaat op straat of op de stoep, herinnert aan de 38 jaren van De Muur.
Duitsers willen hun verleden dikwijls vergeten. Zo blies de ddr begin jaren vijftig ook het stadspaleis van de Hohenzollern op, in een poging eeuwen geschiedenis uit te wissen.
Hagen Koch rijdt mee in de bus. De buitenlandse persvereniging heeft hem verzocht om met ons te praten, net als Egon Krenz, het laatste staatshoofd van de ddr, dat deed, en Hans Modrow, de laatste sed-minister-president, en Lothar de Maizière, de eerste vrij gekozen ddr-premier. Hagen Koch was officier bij het Ministerium für Staatssicherheit, de Oost-Duitse binnenlandse veiligheidsdienst die iedereen bespioneerde. Op 13 augustus 1961 trok hij - ‘Befehl ist Befehl’ - met witte verf de eerste streep in de Friedrichstrasse. Inmiddels is hij zelfstandig gevestigd Muur-specialist. In zijn flat heeft hij twee kamers vol documenten over de aanleg van de anti-fascistische Schutzwall. Wie hem in zijn donkere pantalon en lichte colbert ziet, krijgt de indruk dat hij goed terechtgekomen is.