- Valentina leefde nog toen Servische agenten haar op de vrachtauto tussen de doden legden.
- Toen de eerste bom het hoofdbureau van politie in Pristina raakte, stond Alban Bujari voor het raam.
Deze zinnen zetten de toon. De vele namen dienen de identificatie te vergemakkelijken en de authenticiteit te verhogen; de woordkeuze dient de compassie te vergroten. Daarom begrijp ik niet waarom Raymond van den Boogaard, een ervaren oorlogsjournalist, Maas' boek prees in NRC Handelsblad. Hij schreef dat Maas ‘zich verre van de “voorportalen van de hel” of vergelijkingen met de Holocaust’ had gehouden. Dat is onjuist; op blz. 110 van Kosovo; verslag van een oorlog valt te lezen: ‘Blace is de hel. De hel van Dante, waar de folteringen en de ellende groter worden bij elke stap die je er verder in afdaalt.’ Op blz. 172 over dezelfde stad: ‘Als in Auschwitz arriveerden daar de treinen uit Pristina.’
Voor de duidelijkheid: elke journalist mag Milosevic haten als de pest, hij mag zichzelf een decadente stadsfiguur vinden en uit dien hoofde de martiale boeren in Kosovo een goed hart toedragen, hij mag leedvermaak koesteren over het lot van de Servische bevolking. Het tegendeel mag ook. Als de reporter die opvatting maar van meet af aan duidelijk maakt en als hij maar laat zien dat hij van de ingewikkelde werkelijkheid op de hoogte is, doch die ingewikkeldheid vanuit zijn engagement negeert, zo hij wil anders interpreteert.
Wie Kosovo; verslag van een oorlog leest, kan niet anders dan constateren dat Michel Maas dit steeds minder doet. Zijn boek lijkt op de Albanese tweekoppige adelaar in de uck-vlag. Het eerste deel (het oudste artikel dateert van 28 maart 1998) beantwoordt voor een deel aan de eisen die je aan een journalist mag stellen. Hoewel Maas beschrijft hoe snel en massaal de steun voor de uck in Kosovo groeit (‘heel Kosovo is uck’) en hij het letterlijk heeft over ‘bevrijd gebied’, toont hij weinig sympathie wanneer hij over Duitse Albanezen zoals ‘Commandant Tijger’ vertelt. Ook over de uck-verhalen is hij soms sceptisch: ‘Maar zelf gezien heeft niemand het.’ En hij meldt dat een uck-bron overdrijft ‘met hetzelfde gemak en dezelfde heilige overtuiging waarmee vluchtelingen in heel Kosovo de meest onwaarschijnlijke zaken kunnen vertellen’.
Het tweede deel loopt vanaf het moment dat Maas op 25 maart 1999 uit Pristina is gezet. Dan toont de adelaar zijn andere kop, die van uck-sympathisant. Waarom? Indirect geeft Maas zelf als reden aan dat zijn compassie met de achtergeblevenen een rol speelt: hij heeft geen contact meer met zijn kennissen in Kosovo en is afhankelijk van de verhalen die vluchtelingen vertellen. Hij beweegt dan hemel en aarde om met de uck-milities Kosovo binnen te trekken.
Maas' beschrijving van zijn uitzetting uit Pristina is veelzeggend. ‘De dood is Pristina binnengekomen. Hij heeft nog niet toegeslagen maar zijn koude schaduw staat al op de hoek van de straat. Hij is gekleed als een politieman, maar deze is niet gewoon, hij is anders. Hij heeft een muts op die, afgerold, een masker is, gooit mij tegen mijn auto, trekt mijn portemonnee uit mijn broekzak en stopt die leeg weer terug, drukt een machinepistool tegen mijn rug en sist: “Bel de navo maar.” Mijn telefoon houdt hij. “Die heb je hier niet meer nodig. Je komt niet levend de stad uit.”’ - Alle journalisten uit Maas' gezelschap bereiken overigens het veilige Skopje.
Door deze ervaring is Maas slachtoffer tussen de slachtoffers en daarmee is zijn engagement persoonlijk geworden. Hij gaat niet meer op zoek naar nieuws. Ik had graag wat willen weten over de buitenlandse steun voor het uck. In Bosnië kon destijds iedereen Algerijnen, Talibanen en Iraniërs zien rondrijden. Maas is daar niet nieuwsgierig naar, het gaat hem alleen nog maar om te getuigen hoe verschrikkelijk de Serviërs zijn en daarvoor is elke bron welkom. ‘Volgens bronnen binnen het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de Servische politie opdracht gekregen deze mensen vandaag af te slachten’, heet het op blz. 105. Vanaf dit moment gelooft Maas ook alles wat hij van de uck hoort en wanneer hij met ‘onze commandant’ te voet Kosovo binnen kan trekken, laat hij zijn gevoelens van sympathie de vrije loop.
Sensatiebelust, partijdig, rommelig - dat is de indruk die achterblijft bij herlezing van de Kosovo-reportages van Maas. Waarom haalden ze dan toch de voorpagina van de Volkskrant? Misschien is het omdat die krant ‘minder “links”, zurig en voorspelbaar’ wil zijn, zoals de eigen ombudsman het uitdrukt. Gelukkig is de jury van de npd-prijs nog niet zover. De journalist aan wie zij september dit jaar de prijs overhandigde voor een serie artikelen over Kosovo was niet Michel Maas, maar zijn nrc-collega Koen van Zwol.