Hollands Maandblad. Jaargang 1999 (614-625)
(1999)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
Vliegramp, duidingsdrift en het geheim van de cargo (2)
| |
[pagina 21]
| |
De Zweedse diplomaat was, zoals ik in het vorige nummer van Hollands Maandblad uiteenzette, op vredesmissie in Congo. De vn probeerde daar een einde te maken aan de afscheiding van de provincie Katanga. Hammerskjöld reisde per vliegtuig naar het Rhodesische Ndola, waar hij een afspraak had met Tshombe, de premier van de marionettenregering van Katanga. Tshombe was naar de Engelse kolonie Rhodesië uitgeweken omdat de grond in z'n eigen gebied hem te heet onder de voeten was geworden. vn-troepen in Katanga waren er bijna in geslaagd Tshombes door buitenlandse mijnbouwbedrijven betaalde huurlingen op te pakken. De speciale vn-afgezant voor Katanga, die de actie tegen de huurlingen had geleid, zat niet in het ramptoestel. Hammerskjöld was, geschrokken door de rel die de boulevardpers in Europa en de Verenigde Staten had geschopt, zijn gezant in een persconferentie scherp afgevallen. Die gezant was de Ierse schrijver en diplomaat Conor Cruise O'Brien. Hammerskjölds vliegtuig, een dc-6b, was kort voor middernacht klaar voor de landing - met vleugelkleppen en landingsgestel uit -, toen het, beheerst en langzaam, onder een flauwe hoek, terechtkwam in de boomtoppen van een heuvel op veertien kilometer van de landingsbaan. Het verongelukte en vloog in brand. Onmiddellijk begonnen de geruchten, en die geruchten duren voort. Loop een café binnen in Brussel, Marseilles of Nairobi, en de kans bestaat dat een vent met een snor u in ruil voor wat drank deelgenoot maakt van het grote geheim van Hammerskjölds crash. Conor Cruise O'Brien, nu 81 en in z'n goeie jaren een van de scherpste intellectuelen van het westelijk halfrond, heeft geen snor maar wel een samenzweringstheorie. O'Brien zegt dat de ramp van Hammerskjöld is veroorzaakt door een mislukte gijzeling. Volgens O'Brien zou een verbitterde Belgische huurling aan boord zijn gegaan met de bedoeling het toestel te kapen, en te laten landen op een door trawanten beheerst vliegveldje. Deze Belgische kaper zou luisteren naar de naam, ik lieg niet, Gheyssels. O'Brien noemt hem soms René, soms Roger. Het plan van de huurlingen was om Hammerskjöld, zodra hij in hun macht was, in een persconferentie de onafhankelijkheid van Katanga te laten erkennen. Gheyssels' actie ontaardde in een ramp toen hij een vuurwapen trok om de piloot te dwingen zijn koers te verleggen. Er ontstond, aldus nog steeds O'Brien, een worsteling en de piloot verloor de macht over het vliegtuig. O'Brien heeft dit relaas uit Notre Guerre au Katanga, een boek geschreven door een paar voormalige oas-officieren. Hij vindt het ‘een zeer plausibel verhaal’. Is dat zo? Aan boord komen als zeventiende passagier in een gezelschap dat elkaar kende (Zweedse bemanning, vn-diplomaten uit New York, en vn-diplomaten en militairen die in Congo waren gestationeerd) was niet moeilijk, zegt O'Brien, want met een blauwe baret val je niet op. Of misschien, suggereert hij elders, zat de kaper wel op de wc (waaruit hij dan na de zes-en-een-half uur die de fatale vlucht duurde te voorschijn zou zijn gekomen zonder dat het iemand opviel dat de wc voortdurend bezet was). Over het doel van het plan is O'Brien duidelijk. Natuurlijk beseft hij dat zelfs racistische huurlingen niet zo dom zijn te denken dat wanneer een gekidnapte Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties een gebied onafhankelijk verklaart, het dan ook onafhankelijk zou zijn. Neen, zegt hij, het ging de oas-officieren om iets anders. Ze hadden vanwege een akkefietje in Tunesië, met Hammerskjöld nog een rekening te vereffenen. Ze wilden hem uitsluitend vernederen. Waarom de kaper met zijn actie wachtte tot het vliegtuig, met het landingsgestel uit, aan de landing was begonnen, en of het niet erg toevallig was dat het moment waarop de piloot door het gevecht de controle verloor precies samenviel met het moment waarop het toestel in de boomtoppen terechtkwamGa naar eind3, daarover heeft O'Brien zich nooit uitgelaten. Z'n antwoord op de vragen waarom sergeant Harold Julien, een vn-militair die de ramp aanvankelijk overleefde en pas na twee dagen stierf, geen melding van de kaping maakte, en waarom er geen sporen van een gevecht werden aangetroffen en ook niet van het lichaam van Gheyssels (zowel René als Roger was onvindbaar), dat antwoord kan ik voorspellen. O'Brien zal zeggen dat het niet zeker is dat Julien er niks over zei, en dat het niet zeker is dat er geen sporen van een gevecht en van het lichaam van de kaper waren, omdat de Rhodesische autoriteiten in de eerste 48 uur na de crash, voordat internationale deskundigen ter plekke waren, voldoende tijd hadden alle sporen uit wissen. O'Brien vermoedt een grootscheepse cover-up. | |
[pagina 22]
| |
Voor die doofpot bestaat een argument. Natuurlijk bestaat voor die doofpot een argument. Het gedrag van de Rhodesiërs direct na het ongeluk was op z'n zachtst gezegd heel vreemd. Tegen middernacht was vanuit het vliegtuig van Hammerskjöld aan de verkeersleiding gemeld dat de landing begon. Sommigen op het vliegveld hadden de lichtjes van het toestel in de verte al even gezien. Het landde niet en toch ging iedereen, de staf van de luchthaven en het ontvangstcomité met hoogwaardigheidsbekleders, na een uurtje te hebben gewacht rustig naar bed. Pas de volgende ochtend, meer dan acht uur later, sloeg men alarm en begon een zoekactie. Het duurde meer dan veertien uur voordat het wrak was gevonden, hoewel het op korte afstand van het vliegveld lag. O'Brien gelooft niet dat dit ernstige plichtsverzuim, dat misschien het leven kostte aan de aanvankelijke overlevende Julien, te wijten is aan het dodelijke mengsel van laksheid, misverstanden en incompetentie. O'Brien denkt dat de Rhodesiërs met opzet lang met een zoekactie wachtten, in de hoop dat alle mogelijke overlevenden dood zouden zijn, en zo de toedracht van de crash verborgen zou kunnen blijven. Rhodesië had, aldus O'Brien, belang bij het verdonkeremanen van wat er werkelijk was gebeurd. Er bestond een Brits plan voor een soort Groot-Rhodesië, en de Engelsen hoopten stiekem dat Katanga daarvan deel zou gaan uitmaken. Dat maakte iedereen die de terugkeer van Katanga in de Congolese moederschoot tegenwerkte tot vriend van Engeland en Rhodesië, en dus Hammerskjöld tot vijand. Wie Hammerskjöld uit de weg wilde ruimen, die was dus weer de vriend van Rhodesië. Het plan voor Groot-Rhodesië is uiteraard niet een verzinsel van O'Brien; het bestond werkelijk. Voor O'Brien zijn daarom alle bevindingen van de Rhodesische autoriteiten verdacht. Hoe de Rhodesiërs onmiddellijk wisten op welke manier ze alle samenzweringshypotheses moesten toedekken heeft hij nooit onthuld. Alle theorieën, ook bijvoorbeeld de meest recente van aartsbisschop Tutu (die zegt dat er een Zuid-Afrikaanse bom aan het landingsgestel zat), falen om de meest uiteenlopende redenen, die allemaal in het oorspronkelijke Rhodesische rapport te vinden zijn. Ook onthult O'Brien niet hoe de Rhodesiërs er in slaagden stante pede alle betrokkenen (een ratjetoe van politie, brandweer, medisch personeel, luchtvaartdeskundigen en andere ambtenaren) hetzelfde coherente pak leugens te laten vertellen, en ervoor te zorgen dat in al die jaren sinds de ramp nooit iemand uit de school klapte. Het gekke van de doofpottheorie is verder dat de Rhodesiërs wel degelijk iets heel verdachts rapporteerden. Twee van de lichamen van de slachtoffers bevatten kogels. Ballistische experts stelden vast dat de kogels niet waren afgevuurd door een wapen, maar dat ze door de vlammen van het ongeluk tot ontploffing waren gekomen. O'Brien gebruikt het argument van de kogels dan ook niet ten gunste van z'n mislukte gijzeling, hij is niet gek en kent de stukken. Maar wie gelooft dat de Rhodesische autoriteiten alle mogelijke aanwijzingen voor een complot wegpoetsten, zal ook moeten verklaren waarom nu juist de aanwezigheid van die kogels, die natuurlijk erg verdacht was en inderdaad tot oneindige speculaties aanleiding heeft gegeven, niet werd verdonkeremaand. O'Brien heeft zich er nooit over uitgelaten. To Katanga and Back, dat O'Brien in 1962 schreef over z'n Congolese ervaringen in het jaar daarvoor, is een prachtig boek, z'n beste. Het lijkt me onmisbaar voor wie geïnteresseerd is in de werkelijkheid van de dekolonisatie in Afrika. Het bevat meesterlijke portretten van het Katangese marionetten-regime, Tshombe en z'n kliek, en van hun huichelachtige blanke adviseurs. Uiteraard komt Hammerskjöld uitvoerig aan de orde. De toon die O'Brien over hem aanslaat is aanmerkelijk koeler dan in het stuk dat hij een jaar voor de publicatie van het boek, vlak na z'n ontslag bij de vn, in de Observer schreef. In dat stuk had hij z'n grote bewondering, ‘just this side of idolatry’, voor de Secretaris-Generaal beleden. Hij had verondersteld dat de reden waarom Hammarskjöld zijn (O'Briens) optreden had gedesavoueerd, en achter zijn rug om met Tshombe ging praten, gelegen was in verkeerde informatie die Hammerskjöld had gekregen. Als hij had geweten wat zich onder zijn leiding werkelijk in Katanga had afgespeeld, dacht O'Brien toen nog, dan had Hammerskjöld hem vanzelfsprekend geraadpleegd. Wat hij in dat artikel in de Observer niet vermeldt, maar zeker moet hebben bedacht, is dat hij in dat geval ook in het vliegtuig zou hebben gezeten dat naar Ndola vloog. Een jaar later, in To Katanga and Back, beschrijft hij z'n desillusie, maar toch ook z'n fascinatie, wanneer hij erachter komt dat Ham- | |
[pagina 23]
| |
[pagina 24]
| |
merskjöld de feiten wel degelijk kende en met opzet de waarheid geweld aandeed toen hij zei dat O'Brien z'n boekje te buiten was gegaan. Als een soort Machiavelli in dienst van de vrede had Hammerskjöld hem opgeofferd, toen dat politiek goed uitkwam. Wat zal O'Brien gedacht hebben toen het tot hem doordrong dat het keiharde opportunisme van zijn held Hammerskjöld ervoor had gezorgd dat hij niet in het rampvliegtuig zat? To Katanga and Back werd een succes. Zes jaar later, in 1968, schrijft O'Brien over Congo het toneelstuk Murderous Angels. Er waren in de tussentijd twee dingen gebeurd: Hammerskjölds spirituele dagboek Merkstenen was verschenen, en O'Brien had nieuwe teleurstellingen over zijn vroegere idool te verwerken gekregen. Hammerskjöld, zo bleek inmiddels, was op de hoogte geweest van de medewerking die vn-troepen aan de coup tegen de eerste Congolese premier Lumumba hadden verleend. Bovendien had Hammerskjöld opdracht gegeven niet in te grijpen toen Lumumba werd achtervolgd door de nieuwe Congolese machthebbers (die hem vervolgens uitleverden aan z'n doodsvijand Tshombe, die hem vermoordde). In beide gevallen had O'Brien verondersteld dat Hammerskjöld er niet van had geweten. Hammerskjöld was nog verder van z'n voetstuk gevallen. O'Brien bekroop nu het idee dat Hammerskjöld schuldig was aan de dood van Lumumba. Hammerskjölds gewetenloosheid, die hem het leven had gered, betekende de ondergang van Lumumba. Het moet een wirwar van gevoelens teweeg hebben gebracht. Murderous Angels heeft O'Brien geschreven naar aanleiding van een droom. Hij droomde dat hij een tweede dagboek van Hammerskjöld, naast Merkstenen, had ontdekt. Een politiek dagboek waarin precies stond waarom hij welke beslissingen had genomen. Toen O'Brien wakker werd en dat politieke dagboek niet bleek te bestaan, had hij zo'n ‘acute sense of loss’ dat hij onmiddellijk, midden in de nacht, het toneelstuk begon te schrijven. Het draait in Murderous Angels om het idee dat de moord op Lumumba en de dood van Hammerskjöld met elkaar verbonden zijn. Hammerskjöld, die in het stuk homosexuele trekjes heeft, riep het noodlot over zich af door, weliswaar in dienst van de vrede, mee te werken aan de val en de dood van de vrijheidlievende Lu- | |
[pagina 25]
| |
mumba. Vrede en vrijheid zijn de moorddadige engelen. Hammerskjöld accepteert dat God hem straft door de kaper Gheyssels aan boord van het vliegtuig te brengen. De tekst van het toneelstuk heeft verklarende voetnoten, een voorwoord en een appendix, met verwijzingen naar officiële stukken en geschiedkundige werken. O'Brien noemt de mislukte kaping door de zeventiende man aan boord van het toestel een serieuze mogelijkheid. Murderous Angels werd een mislukking. Het leek lange tijd dat hiermee de crash van Hammerskjöld en de gebeurtenissen in Congo in het werk van O'Brien waren uitgeraasd, maar dat pakte anders uit. In september 1992 zit O'Brien weer op z'n stokoude stokpaard. Op de een-en-dertigste verjaardag van de ramp schrijft hij een stuk in The Guardian waarin hij zegt dat hij overtuigd is dat Hammerskjöld het slachtoffer werd van een complot. Hij herhaalt de theorie van de zeventiende man. Maar hij gaat nu verder. Hij onthult het bestaan van een bandopname waarin een Belgische jachtpiloot zou bekennen dat hij het toestel van Hammerskjöld, nota bene per ongeluk, had neergeschoten. O'Brien noemt die bekentenis ‘niet onverenigbaar’ met de theorie van de zeventiende man. Daarmee kan hij niet anders bedoelen dan dat het vliegtuig van Hammerskjöld door een salvo van de Belgische vliegenier werd neergeschoten, precies op het moment waarop de kaappoging van die andere Belg uit de hand liep (en dat moment viel op zijn beurt, zoals we hebben gezien, samen met het tijdstip waarop het toestel de boomtoppen raakte). O'Brien roept in het artikel op de zaak nu eindelijk eens goed te onderzoeken. ‘Hammerskjöld werd neergehaald’, stond de volgende dag in de krant. Ondanks de fantastische beweringen van O'Brien hapt de Zweedse regering toe. Een gepensioneerd diplomaat, Bengt Rosio, krijgt opdracht alle bronnen over het drama van Hammerskjöld te onderzoeken, en de bandopname met de bekentenis van de Belgische piloot op te sporen. Een half jaar later, begin 1993, brengt Rosio verslag uit. Het door O'Brien beloofde bandje blijkt niet te bestaan. Er is wel een bandje, maar dat is iets heel anders. Het is een geluidsopname van een Franse ex-diplomaat die de schriftelijke aantekeningen die hij beweerde te hebben gemaakt van een gesprek dat hij in 1967 zou hebben gehad met een voormalig huurling, zelf op de band inspreekt. Rosio weet de opname pas na eindeloos gechicaneer van de Fransman in handen te krijgen. Een interessant detail is dat Rosio wist dat die Franse ex-diplomaat al eens had geprobeerd bij een Zweedse tv-producent, genaamd Mllerstedt, een half miljoen francs voor het bandje los te peuteren. Wanneer Rosio met de Fransman spreekt, confronteert hij hem met die mislukte transactie. De Franse ex-diplomaat ontkent. Een tv-producent Mllerstedt? Hij heeft nog nooit van Mllerstedt gehoord. Na afloop van het gesprek, wanneer de twee heren opstaan en hun dossiers pakken, dwarrelt uit de stapel van de Fransman een papiertje op tafel. Het is het visitekaartje van Mllerstedt. Rosio concludeert dat er geen enkele aanwijzing is voor een complot. Z'n bevindingen halen de kranten niet. Van het Zweedse ministerie van Buitenlandse Zaken kreeg O'Brien een exemplaar van het rapport van Rosio toegestuurd, maar in Memoir, z'n vorig jaar verschenen herinneringen, vermeldt hij het niet. Wel herhaalt hij in dat slordige boek z'n complottheorie over de zeventiende man. Hij beklaagt zich dat z'n vermoedens omtrent de dood van Hammerskjöld nooit serieus zijn onderzocht. Ik heb het nog steeds over Conor Cruise O'Brien, in zijn goeie tijd een van de scherpzinnigste intellectuelen van het westelijk halfrond.
Precies in het gebied dat Amelia Earhart, de moeder van het mysterieuze vliegtuigongeluk, tijdens haar fatale vlucht in 1937 doorkruiste, ontstond de cargo cult. Dat kan natuurlijk geen toeval zijn. Wat hebben we ons niet vrolijk gemaakt over de Polynesische inboorlingen die in aanraking kwamen met de overvloedige westerse rijkdommen, door hen cargo genoemd. Hoe kwamen de blanken aan al die kostbaarheden, vroegen ze zich af. Wat was het geheim van de cargo? Zozeer waren de inlanders door de cargo uit het lood geslagen dat ze hun toevlucht zochten in goddelijke verklaringen en bezwerende rituelen. Ze stonden voor een mysterie en grepen een godsdienst aan. Dansend rond namaaklandingsbaantjes probeerden ze de vliegmachines vol cargo binnen te loodsen. Ademloos lazen we de antropologen die beschreven hoe slimme inboorlingen van het geheim van de cargo gebruik maakten om op te | |
[pagina 26]
| |
klimmen tot goed bezoldigde profeten in de magisch-religieuze eredienst van de cargo cult.
In z'n memoires beschrijft Conor Cruise O'Brien een ontroerend tafereel. Hij is in 1978 voor de Observer op reis door zuidelijk Afrika. Wanneer hij in Salisbury, de hoofdstad van Rhodesië, is, nodigt zijn vroegere tegenstander sir Roy Welensky hem uit voor een etentje. Welensky was begin jaren zestig, dus ook ten tijde van de Congo crisis, premier van Rhodesië. Toen O'Brien als gezant van Hammerskjöld in 1961 probeerde de huurlingen te ontwapenen, en enige rust te brengen in Katanga, stookte Welensky de zaak daar juist op. Hij trok Rhodesische troepen samen aan de grens met Katanga en uitte dreigende taal aan het adres van de Verenigde Naties. Rhodesische kranten scholden O'Brien verrot. Maar bijna twintig jaar later zitten ze samen te eten, drinken ze een glas wijn, en halen ze herinneringen op. O'Brien kan het niet laten. Hij brengt het gesprek op de vliegramp van Hammerskjöld. Ogenschijnlijk langs z'n neus weg vraagt hij Welensky hoeveel lichamen er eigenlijk in de wrakstukken werden gevonden. Hij beschrijft Welensky's reactie heel precies. Die geeft niet onmiddellijk antwoord, maar kijkt behoedzaam. Dan ontspant z'n gezicht. Hij krijgt een enigszins ondeugende blik in z'n ogen. ‘Hoeveel lichamen?’ zegt Welensky. ‘Dat weet ik niet, Conor. Hoeveel lichamen zouden er moeten zijn? Twaalf? Dertien?’ Een mooi moment, goed gezien en goed beschreven. O'Briens conclusie komt hard aan. Door duidingsdrift overmand laat dit Ierse kind van de Verlichting zijn observatie volgen door een tragi-komische conclusie (net als de Polynesische inboorlingen - in de ban van het geheim van de cargo - deden). O'Brien deelt ons doodleuk mee dat Welensky's antwoord de mislukte kaping van Hammerskjölds vliegtuig door de zeventiende man impliciet bevestigt.
Alles wijst erop dat wanneer het vliegtuig van Hammerskjöld een paar meter hoger had gevlogen, het gewoon zou zijn geland. |
|