bliceerd onder de verrukkelijke titel Maria Cross, Imaginative Patterns in a Group of Modern Catholic Writers. O'Brien had z'n benoeming tot gezant voor Katanga aan dit boek te danken; ook aan het vloeiende Frans dat hij spreekt, en aan de enigszins ongebonden positie van Ierland in die tijd. Maar zeker niet aan z'n ervaring met dit soort missies, want die had hij niet. En ook niet aan z'n persoonlijke geschiktheid; hij is opvliegend van aard. Toch scheelde het maar weinig of hij had succes gehad.
In juni 1961 in Congo aangekomen zette O'Brien voortvarend de keten van gebeurtenissen in gang die zouden leiden tot Hammerskjölds dood. Hij stelde vast dat wanneer je de afscheiding van Katanga wilde beëindigen, je met de huurlingen moest beginnen. Zijn plan om alle huurlingen op te pakken mislukte door tegenwerking van de Belgen, en vooral door die van de Britten, die Tshombe hielpen ontsnappen aan het hem door O'Brien opgelegde huisarrest (een Engelse rotstreek die een Ier natuurlijk had moeten zien aankomen). Onverstandig was dat hij voortijdig verklaarde dat de afscheiding van Katanga was beëindigd, want dat zette z'n tegenstanders tot een extra krachtsinspanning aan. Begin september, na een nieuwe actie onder leiding van O'Brien, raakten de vn-troepen slaags met Katangese gendarmes. Er vielen veel slachtoffers.
België en Engeland, die zich na de dood van Lumumba een tijdlang kalm hadden gehouden, zagen nu hun kans schoon en schreeuwden moord en brand. De boulevardpers in Europa en de Verenigde Staten schilderde O'Brien af als een sinistere oorlogshitser. Een internationale politieke rel brak uit, en Hammerskjöld vertrok hals over kop vanuit New York naar Afrika om de crisis het hoofd te bieden. In Congo aangekomen verklaarde hij dat O'Brien in Katanga z'n boekje te buiten was gegaan. Hij maakte een afspraak met Tshombe zonder met O'Brien, die de afgelopen maanden bijna dagelijks contact had gehad met de Katangese premier, zelfs maar te hebben gesproken. Tshombe was naar het Rhodesische Ndola uitgeweken. Op weg daarheen verongelukte Hammerskjöld, samen met vijftien (O'Brien zegt zestien) anderen.
Natuurlijk was O'Brien de gebeten hond. Als hij de situatie in Katanga niet had laten ontsporen, zo redeneerden velen, dan was het vliegtuig niet neergestort. In november 1961 moest hij de vn verlaten. De gebeurtenissen in Congo, en vooral de ramp van Hammerskjöld, zouden hem de rest van z'n leven niet meer loslaten. Z'n mysterieuze vliegtuigongeluk had hem gevonden.
Conor Cruise O'Brien is niet de eerste de beste. In z'n goeie tijd (tussen 1962 tot 1992) was hij een van de scherpzinnigste intellectuelen van het westelijk halfrond. Weliswaar was hij een anti-anti-communist, maar tegelijkertijd dweepte hij met Edmund Burke, de aartsvader van het conservatisme (O'Brien schreef een prachtig boek over hem). Hij publiceerde scherpe essays in vooraanstaande bladen. Hij duidde Jefferson als racist, Camus als kolonialist, Nietzsche als fascist en W.B. Yeats als gemankeerde nazi-collaborateur. Dat lijkt misschien een wat bête beeldenstormerij, maar z'n polemieken waren knap. Meestal had hij meer dan een beetje gelijk.
O'Briens naam stond samen met die van Edmund Wilson, I.F. Stone, Isaiah Berlin, Gore Vidal, Susan Sontag, Robert Craft, V.S. Pritchett, Henry Steele Commager, H.R. Trevor-Roper, Christopher Lasch en W.H. Auden op het omslag van het jubileumnummer toen The New York Review of Books in 1973 tien jaar bestond. Dat zegt natuurlijk niet alles (Trevor-Roper blameerde zich later door de valse dagboeken van Hitler, zogenaamd afkomstig uit het wrak van een aan het eind van de Tweede Wereldoorlog neergestorte Junkers, authentiek te verklaren), maar het zegt wel veel.
Wanneer Conor Cruise O'Brien zegt dat een vliegtuigongeluk of de nasleep ervan stinkt (en het bijna z'n halve leven volhoudt), dan is dat iets heel anders dan wanneer datzelfde wordt beweerd door een stel dikdoenerige derderangs parlementariërs in Den Haag.
O'Brien is nu 81, hij heeft een paar jaar geleden een hersenbloeding gehad, schrijft nog steeds columns en trapt af en toe nog een goeie rel. Z'n mening over de vliegramp die Dag Hammerskjöld in september 1961 het leven kostte zal hij wel niet meer veranderen.
O'Brien denkt dat zich aan boord van Hammerskjölds vliegtuig een zeventiende man bevond. Waar kwam die zeventiende man vandaan? En wat heeft Amelia Earhart, de moeder van het mysterieuze vliegtuigongeluk, te maken met het geheim van de cargo? Daarover in het volgende nummer van Hollands Maandblad.