zang geluid: alles... alles. En hoe dit nu weer te begrijpen? Een alles voorafgaande woede, wat is dat? Een soort geboortenijd? Of komt die woede pas later? Maar dan gaat hij weer niet aan alles vooraf.
Peeters' recensies bevatten altijd verbazingwekkende bizarriteiten. Ik wou dat VN mij een hoekje afstond om elke week uit zijn recensie de meest krankzinnige regels aan de kaak te stellen. Hugo Brandt Corstius heeft dat een poosje gedaan, maar geholpen heeft het niet. Ofschoon hij zelfs de allereerste beginselen van de schrijfkunst niet machtig is, blijft Peeters z'n geschifte dikdoenersproza maar afscheiden.
Vergeleken met Peeters zijn de andere recensenten wonderen van concreetheid, helderheid en duidelijkheid. Bij hen geen eeuwen op divans of bevrijde preoccupaties die verhevigd naar buiten worden gebracht. Wel is het reuze merkwaardig dat Elsbeth Etty (NRC Handelsblad) gewaagt van een ‘naamloze ik-figuur’, dat Max Pam (HP/De Tijd) over de hoofdpersoon opmerkt: ‘Hij heeft geen naam’, dat Daniëlle Serdijn rept over ‘een naamloze geestverschijning’, dat Michaël Zeeman (Volkskrant-interview) spreekt over ‘een niet met name genoemde hoofdfiguur’, en dat Aleid Truijens (de Volkskrant) schrijft: ‘Deze naamloze ik-figuur lijkt op Van Dis’, terwijl de andere recensenten ons juist parmantig meedelen dat hij Tony heet.
Ofschoon alle recensenten het erover eens zijn dat we hier te maken hebben met een sterk autobiografische roman die ‘voortkabbelt zonder echte dramatische hoogtepunten’, zoals Pam het formuleert, kun je de recensies die mij ter beschikking stonden toch opdelen in twee groepen. Ingrid Hoogervorst (de Telegraaf), Elsbeth Etty, Daniëlle Serdijn en Aleid Truijens zijn aanzienlijk kritischer dan Max Pam, Tom van Deel en Carel Peeters. Zou Van Dis het met deze roman bij zijn lezeressen verbruid hebben? Ingrid Hoogervorst is het duidelijkst in haar afwijzing: bij Van Dis' nieuwste roman blijft het hele verhaal in de lucht hangen. Het lijkt of in Dubbelliefde ‘een auteur aan het werk is die niet weet wat hij wil’. Zij ergert zich aan ‘de platte manier waarop Van Dis het heeft opgeschreven. Als een balorig puberverhaal waaraan in literair opzicht weinig te beleven is.’ Elsbeth Etty verpakt haar afwijzing in een lang uitgevallen, maar goed geschreven recensie. Net als Peeters voelt zij zich geroepen om aan haar eigenlijke bespreking een inleiding vooraf te laten gaan. Geen Weense kwakzalver, maar Bordewijk en Flaubert, vanwege het feit dat Karakter en De leerschool der liefde de grote voorbeelden zijn van Van Dis. Ook zij ontkomt er niet aan iets te zeggen over de autobiografische inslag van de roman. Bij haar de enige zin over deze kwestie die hout snijdt: ‘Het is niet interessant of de beschreven gebeurtenissen uit de fantasie komen of uit de beleving van de auteur, maar wel of ze in de roman de indruk wekken echt en doorleefd te zijn.’ Precies, daar gaat het om, het doet er totaal niets toe of iets al dan niet autobiografisch is.
Daniëlle Serdijn pakt Van Dis ook stevig aan (‘Een muis brult harder’), gewaagt van ‘loden ernst’, zegt dat ze de indruk krijgt dat ze ‘naar een parodie op een film van Ingmar Bergman zit te kijken’, maar ze vindt dat Dubbelliefde door het slot ‘op de valreep’ nog compleet wordt. Daarin staat ze alleen. De anderen zeggen niets over het slot of vinden het zwak. Aleid Truijens vindt Dubbelliefde ‘geen geslaagde roman’, gewaagt van een ‘dooie boel’, en zegt dat het boek ‘een onechte indruk’ maakt. Zij is de enige die Van Dis koket en behaagziek durft te noemen.
Misschien is Pams recensie, hoe vriendelijk ook van toon, nog 't meest dodelijk. Hij vindt het boek aandoenlijk. In feite bespreekt hij niet de roman, maar de persoon Adriaan van Dis. Hij zegt dat hij in het boek Van Dis' ‘onvermogen’ herkent om ‘volwassen te worden’.
Mij dunkt, het is niet erg als een mens iets kinderlijks of iets jongensachtigs houdt. Wat mij juist frappeerde toen ik de vier recentste afleveringen van Zomergasten aanschouwde was dat Van Dis erbij zat als een uitgebluste, ongeïnteresseerde, vermoeid ogende hoogbejaarde heer. Het enige dat nog ontbrak was de bolknak-rookwolk om zich aan de ogen der kijkers te onttrekken.