Mijn gebrek aan idealisme
door H.F.M. Crombag
In zijn bijdrage aan Hollands Maandblad 6/7 van de lopende jaargang probeert redacteur Maarten Doorman twee dingen te doen. Ten eerste probeert hij mijn analyse van enkele ontwikkelingen in de afgelopen eeuw (verschenen in aflevering 3 van dezelfde jaargang) tegen te spreken. Ik vind dat hij daarin niet slaagt. Bovendien probeert Doorman mij te kleineren door mijn stuk weg te zetten als modieuze prietpraat die hem doet denken aan ‘muzak’, de muziek die je in winkelcentra en hotellobby's kunt horen. Ik wil proberen mij door deze sneren niet te laten provoceren.
In mijn bijdrage
Het paradijs van
grote ideologieën beweerde ik dat twee succesvolle emancipatiebewegingen van de afgelopen eeuw, die van de arbeidende klasse en die van vrouwen, niet of in ieder geval slechts ten dele kunnen worden toegeschreven aan de bij die bewegingen passende ideologieën (marxisme en feminisme). Ik meen dat die ontwikkelingen aanmerkelijk minder ideologisch gedreven waren dan de aanhangers ervan dachten. Doorman noemt mijn stuk terecht ‘ideologie-vijandig’.
Is die ‘ideologie-vijandigheid’ ook de bron van Doormans gramschap? Om te beginnen, karakteriseert hij mijn stuk als een nieuwe bijdrage aan ‘het gelijk van rechts’. Mijn bespreking van het marxisme zou wellicht tot die gedachte aanleiding kunnen geven, maar hoe mijn kritiek van het feminisme in ‘het gelijk van rechts’ past, is niet duidelijk. Wat heeft Doorman nu tegen mijn stuk: mijn scepsis ten aanzien van het nut van ideologieën, of mijn vermeende reactionaire gezindheid die zou blijken uit mijn even vermeende triomfalisme over ‘het gelijk van rechts’?
Als ik noch aan het marxisme, noch aan het feminisme grote invloed toeschrijf bij de emancipatie van arbeiders en vrouwen, dan misken ik volgens Doorman dat ‘politiek een krachtenveld (is) dat reageert op druk’. Het mogen dan wel niet de marxistisch geïnspireerde politieke bewegingen geweest zijn, die de sociale zekerheid in de steigers hebben gezet, maar zij die dat werk wèl deden, deden dat onder druk van die bewegingen. Niet zij die de wetgeving maakten, maar zij die hen daartoe dwongen, komt de eer toe de verzorgingsstaat te hebben gemaakt, zegt Doorman.
Daar zit wat in, zij het dat het aldus mogelijk wordt om ieder succes van een regering aan de druk van de oppositie toe te schrijven. Het waren niet de liberale en christelijke politici die ons in het begin van deze eeuw aan sociale zekerheidswetgeving hielpen, het was Troelstra die hen daartoe dwong! - Ik vraag mij af hoeveel historici daarmee zouden instemmen. En hoeveel historici zouden instemmen met Doormans analyse dat het de kraakbeweging was, die ‘de renovatie van de grote steden (...) ter hand genomen’ heeft. Een van de eerste stadsvernieuwingsprojecten speelde zich af in het Stokstraatkwartier in mijn woonplaats Maastricht toen het woord ‘kraken’ nog niet eens was uitgevonden.
Wat te denken van Doormans analyse van het einde van de Koude Oorlog? Het was niet de enorme toename van defensie-uitgaven van de vs in het Reagan-tijdperk, die Gorbatsjov tot de conclusie dwong dat zijn land dit niet langer bij kon benen, nee, het was de vredesbeweging die leidde ‘tot een toenemend wederzijds vertrouwen tussen de supermachten’. Niet de retoriek van Reagan, maar van Mient Jan Faber bracht Gorbatsjov tot bezinning.
Aldus blijkt volgens Doorman dat niet rechts gelijk heeft - zoals hij denkt dat ik denk -, maar links, ‘omdat het niet de confrontatiepolitiek van rechts verkoos, maar een dialoog met communistische landen, die mogelijk maakte dat het systeem daar uiteindelijk geweldloos in elkaar kon zijgen’. Ja, zo kun je de geschiedenis herschrijven.
Tenslotte betreurt Doorman het dat idealisme ‘verdacht’ is geworden, en verlegt aldus het mikpunt van zijn kritiek opnieuw: van het vermeende gelijk van rechts, via ideologie-vijandigheid naar gebrek aan idealisme. Zo heeft hij dan zelfs volgens mij nog een beetje gelijk: idealisme is mijn sterke kant niet.