Hollands Maandblad. Jaargang 1999 (614-625)(1999)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Vadertje zoetwatergids Frank Koenegracht 1 Mijn vader is van lieverlede nu alles vergeten wat hij zojuist nog wist. Zijn hersenen zijn vogels die voorbijvliegen. Geen koeien die een afdruk maken in de grond. Mijn vader hield van wolken, maar wolken zijn vergeetachtige bergen en maken geen afdruk in de lucht. Waar ze zijn zijn ze niet en niemand zal de wolken dit verwijten. Verwijten zal niet helpen. Wolken weten niet wat ze doen. 2 Hij sprak al zijn medewerkers en alle vogels op dezelfde wijze aan. Zo is de zachtheid van een man. Spreeuwen, grote kippen, mussen, het waren jongens. Tegen een merel in de tuin zei hij: wat is er dan m'n jongen maar hij had het tegen mij. [pagina 9] [p. 9] 3 Door de lucht gingen de wolken. Mijn vader hield wel van die dingen en hun zonderlinge mededelingen hangend boven de huizen, de bruggen en de heggen. En boven de watervlakten waar de vis zat. Soms moest je ervoor uitkijken, net als voor directeuren. 4 Iemand moet hem belasterd hebben want anders stond hij niet zo vreemd in de kamer, zo loodachtig, scheenbeen bloot. De wet zei dat vissen met levend aas verboden was. Mijn vader zei: ik ben altijd fatsoenlijk omgegaan met witvis, jongen, nooit een haakje in hun rug, altijd in hun bek. Iemand moet hem belasterd hebben. [pagina 10] [p. 10] 5 Dus dit is mijn vader. Traag genoeg en zorgeloos beveiligd met een broek van achtenveertig gulden aan, die ter hoogte van zijn tieten onknoeibaar hoog en ondragelijk licht is opgehesen. 6 En de wind rustte uit en de avond viel en de regen kroop zachtjes over de velden. Dat wordt een kalme schemering, zeiden wij, een porseleinen avond en moedertje nacht komt straks ook nog met haar grote voeten en haar kleine gezicht. Vorige Volgende