Hooglands artikel zet zich af tegen de veroordeling van het anti-communisme in Amerika en Europa. Al was dit anti-communisme massahysterie of volksgeloof, zo schrijft hij, wat dan nog? Welk recht hadden intellectuelen om ‘het gelijk van Klaas en Mien’ zo hooghartig af te wijzen?
Na de val van de Muur verdedigen linkse intellectuelen zich, aldus Hoogland, met 1. de Triomfalisme-Veroordeling, 2. het Pas Nu Excuus (pas nu kon de volle waarheid aan het licht komen) en 3. de A Posteriori Vermaning (na afloop is het makkelijk oordelen). In zijn stuk moeten onder anderen Jan Blokker, Elsbeth Etty en de geschiedenisprofessor Von der Dunk het ontgelden. Ja, Hoogland heeft hier steeds gelijk.
Waarom bevalt dit betoog me dan niet? Ik ben nooit fellow traveller geweest, wel zo'n beetje een anti-anticommunist, dus misschien komt het daardoor? Laat ik met dat laatste beginnen. Waarom waren anti-communisten twee of drie decennia geleden anti-communist? Was dat omdat ze begaan waren met de slachtoffers van dat communisme? Hielpen ze dissidenten, voerden ze actie om het leed van de talloze slachtoffers van dat communisme te verlichten? Ja, dat kwam voor. Door christenstrijders, die met gevaar voor eigen leven tot ver in Siberië met bijbels doordrongen. Door Karel van het Reve, in woord en daad. Door nog enkele anderen.
Maar het merendeel van de anti-communisten dacht toch in de eerste plaats aan wat er hier zou gebeuren, niet bij een machtsovername door links, want die is sinds Troelstra's genoemde revolutiepoging in 1918 nooit meer een reële optie geweest. Het ging veel meer, ik heb inmiddels iets van Crombags marxisme geleerd, om belangen, maatschappelijke omstandigheden, pragmatische ontwikkelingen. Looneisen, belasting, dat soort zaken. Het meeste anti-communisme is in die jaren eerder, ik houd het marxistisch jargon maar even aan, de ideologie van de bezittende of ondernemende klasse geweest dan een mensenrechtenbeweging. Voortbordurend op dit links-rechts-denken kun je daar aan toevoegen, dat het engagement met de mensenrechten onder vooruitstrevenden, zowel getalsmatig als verhoudingsgewijs, aanzienlijk groter was. Daarom past het anti-communisme van nu ook enige bescheidenheid, die ik in het stuk van Hoogland niet aantref.
Naar aanleiding van deze twee artikelen moet me nog het volgende van het hart. Ten eerste is het Gelijk van Rechts geen exclusief gelijk: sterker nog, het werd ook in de jaren van ideologie en polarisatie, in de tijd dat men nog in politiek geloofde zou je schamper kunnen zeggen, door links gedeeld. In aansluiting op wat ik hierboven stelde: een groot deel van de rijk geschakeerde linkse beweging tussen 1970 en 1989 veroordeelde expliciet het reëel bestaande socialisme om humanitaire redenen. Het zou me zelfs niet verbazen als de meerderheid van actievoerenden tegen onderdrukking in het Oostblok van politiek linkse signatuur was.
Ten slotte bestaat er nog een Gelijk van Links, dat een beetje uit zicht is geraakt. Het gangbare verhaal luidt, dat de Oost-Europese staten uiteindelijk ineenstortten vanwege een falende economie en het onvermogen om een militair evenwicht met het Westen te handhaven. Hierover is inmiddels erg veel geschreven. Het gaat me nu echter niet om de beste theoretische verklaring hiervoor, alswel om een zaak die althans in het openbaar debat telkens ontbreekt. Want hoe valt de intredende dooi, ten tijde van Gorbatsjov, te verklaren? Niet exclusief uit de economische problemen waarmee het communisme te kampen had, want die problemen bestonden al een tijdje, om het eens met een understatement te zeggen.
De verrassende Wende en de eraan voorafgaande ontspanning midden jaren tachtig hadden - naast een steeds grotere en door Oost-Europese regimes steeds moeilijker te stuiten informatieuitwisseling tussen de bevolkingen van Oost en West - te maken met een toenemend wederzijds vertrouwen tussen de supermachten. En dat vertrouwen werd, in Oost-Europa, deels ingegeven door de massale protesten tegen de kruisraketten in het westen, de omvangrijke manifestatie van een vredesbeweging waar nu zo zuinig over wordt gedaan. Zijn het de haviken die het bankroete communisme ten slotte op de knieën hebben gedwongen, of was het eerder Willy Brandt met zijn Ostpolitik? Was het alleen maar het complex van militaire dreiging en economische overmacht dat het Westen deed zegevieren, of speelde ook het massale protest tegen de bewapeningswedloop begin jaren tachtig mee, en de onophoudelijke pogingen tot een dialoog, pogingen die vrijwel uitsluitend van links kwamen?
Hier moet weer gekozen worden tussen de redeneertrant van Crombags marxistische onderbouw of een zeker revisionistisch geloof in ideologie. Ziehier het Gelijk van Links. In het eerste