[619/620]
Deze Maand
De Grieken meenden dat er twee perspectieven waren om de wereld te begrijpen: logos en mythos, ofwel de rede en het geloof. In termen van Hollands Maandblad vertaald, is dit het verschil tussen het wetenschappelijke en het literaire wereldbeeld. Het onderscheid hiertussen is zoiets als het contrast tussen de schijn van eenvoud en de eenvoud van schijn, of beter: tussen begrip van de orde en inzicht in de chaos.
De wetenschap sneed open, ontrafelde en pelde af, in de hoop op transparantie van het intellectueel bevattelijke. De literatuur reeg aaneen wat nooit bestond, omzwachtelde wat nimmer kon zijn en poogde zo te omhullen wat wij niet durven weten. Er gaapte een kloof tussen beide perspectieven, die sinds Heraclitus nimmer werd gedicht - tot in onze tijd. Het aardige van onze tijd is dat het niemandsland bezet werd door een derde vorm om de wereld te bekijken: de televisie.
Wat ik bedoel is dit: in één televisie-uitzending zien wij hoe Harry Mulisch de Libris-literatuurprijs wint en hoe een Europese regio etnisch wordt gezuiverd; in een andere uitzending zien we het kabinet vallen en ook clusterbommen. Na de herhaling van de doelpunten van gisteren en de weersverwachting voor morgen zijn wij op de hoogte, omdat wij toeschouwer waren van de werkelijkheid - althans van de werkelijkheid zoals wij die hebben leren opvatten. Wij zagen de wereld en twijfelen niet aan wat wij zagen, noch aan de slotsom dat wij het middelpunt ervan zijn.
De televisie biedt iets dat lijkt op begrip en inzicht tegelijk, op rationele transparantie en voeling met de diepten van de menselijke ziel gebundeld in één avond, op wetenschap en literatuur in één cadeauverpakking gratis thuisbezorgd op de sofa. De oorlog in Kosovo net zo goed als de Libris-literatuurprijs drukt ons met de neus op het feit dat het beeld de strijd in het niemandsland van ons begrip gewonnen heeft, en daarbij het onderscheid tussen logos en mythos onder de voet heeft gelopen.
In zekere zin ging het hier om een bevrijding, en een verlossing. In menig opzicht is televisie de uitgesloten derde van de logica: een venster zonder dimensies, zonder twijfels, zonder moraal en zonder geweten, maar wel met een literair-wetenschappelijk stijl. Zulks is een kostbare verworvenheid in een tijd die kerk en staat heeft afgezworen en het eigen oordeel eist. Met die bevrijding zuiverde de televisie ons wereldbeeld echter ook van twee aspecten die het draaglijk maakten: de zin voor het tragische en de zin voor intellectuele demarcatie. De televisie kent geen tragiek, alleen sentimentaliteit; de televisie kent geen hiërarchie van argumenten, alleen kijkcijfers.
De slotsom is ambigue. Wij kijken naar de wereld - onze wereld - door de televisie, en zien steeds meer. Maar alles zien, betekent niet alles begrijpen; alles zien, betekent niet alles weten. Of wel? Vast staat slechts dat de literatuurprijs en de oorlog onafwendbaar deel worden van het repertoire van de televisie: en dat is een repertoir zonder geschiedenis en verklaringsgehalte, omdat het zich slechts kan uitdrukken in gemeenplaatsen - neen, omdat alles wat het uitdrukt vanzelf een gemeenplaats wordt. Dit verklaart waarom wij onze schouders ophalen over de prijs voor een der minste van Mulisch' boeken, zoals wij steeds meer onze schouders ophalen over termen als ‘mensenrechten’, ‘gerechtvaardigde oorlog’, of ‘navo-misdaden’ en ‘westers imperialisme’. Wij lijden aan het vervagen van de demarcatie tussen Goede tijden slechte tijden en de tijd waarin wij leven; wij lijden aan werkelijkheidsinflatie, en wij weten het.
Gelukkig ligt hier het nieuwe Hollands Maandblad met proza, poëzie en beschouwingen die al het bovenstaande tegenspreken, ondergraven en doen wankelen. - bb