‘Hup, Klein Zwitserland’
door Michaël Zeeman
Hij was een wonderlijke man, K.L. - ‘Bert’, maar dat kwam pas aan het eind van de gebeurtenis die me zoëven te binnen schoot - Poll. Zijn verschijning is al wel vaker beschreven: lang, hoewel toch nog een stuk korter dan ik, mager, op het benige af, altijd de indruk wekkend een tikje door te buigen, als een asperge, hetzij doordat hij voorover neeg naar degene met wie hij sprak, hetzij doordat hij, als hij naar je luisterde, zijn hoofd wat scheef hield. Er hing dan een nadrukkelijk geamuseerd lachje om zijn mond: hij luisterde niet alleen, hij wist ook dat hij luisterde en hij wilde dat jij dat zag. Zijn zelfbewustzijn overschaduwde doorgaans zijn persoonlijkheid; met een variant op Oscar Wilde's dictum over Victor Hugo zou je kunnen zeggen dat K.L. Poll een aardige man was die speelde dat hij K.L. Poll was.
Ik kende hem van telefoongesprekken - en van zijn stukken in de krant en van ‘het’ Maandblad, natuurlijk. Over de stukken die ik voor hem schreef werd uitsluitend vooraf gebeld, om af te spreken waar ze over zouden gaan en hoe lang ze zouden worden. De wijzigingen die hij erin aanbracht of liet aanbrengen - en daar waren ernstige Verschlimbesserungen onder - zag je wel wanneer het stuk in de krant stond.
Het was op een zondagmorgen, dat hij mij voor het eerst om andere dan zakelijke redenen opbelde. Hij was in Harlingen, onderweg naar het provinciestadje L. waar ik toen woonde. Of hij langs kon komen. Voor koffie en om kennis te maken. Hij kon er met een halfuur zijn.
Zondagmorgen, nog voor negen uur: hij zou er dus net voor half tien zijn - niet veel eerder, maar toch. Hij was niet iemand tegen wie je zei: ben je helemaal besodemieterd, wat zijn dit voor misselijke grappen? Hij wendde in ieder geval voor niet te weten dat er mensen zijn die op zondagmorgen wat langer in hun bed blijven liggen.
Haast, en de zenuwen. Vriendin chagrijnig, koffiezetapparaat overgelopen wegens vergeten het dekseltje op de kan te doen, haar niet droog te krijgen, chaos van kranten, boeken en kleren zoveel mogelijk aan kant gebracht: hij was mijn baas, maar, wat meer is, ik keek tegen hem op.
Kennismaken, koffie, een stroeve conversatie met mijn altijd - behalve tijdens conflicten - zwijgzame toenmalige vriendin, waar hij erg zijn best voor deed. Zijn flanellen broek fladderde om zijn lange benen, waar hij geen raad mee wist, het tweed jasje kende ik uit venijnige columns.
Of hij mijn werkkamer kon zien. Ja, dat kon. Toon mij uw boekenkast: toelatingsexamen, begreep ik. - ‘O, mijnheer Zeeman, ik zie het al: U kunt niet kiezen!’ Ik nam aan dat ik gezakt was.
‘Maar dat is heel goed, dat moet U ook niet doen.’ En zonder noemenswaardige pauze: ‘U schrijft vast gedichten. Die moest U mij eens sturen, dan kan ik ze in het Maandblad zetten.’
En toen ineens, toen we weer beneden waren, dat overrompelende, idiote voorstel. Of ik wist waar hier het hockeyveld lag. Zijn dochter zou er aan het eind van die ochtend spelen, zag ik, ze kwam uit voor een Haagse club die naar de lugubere naam ‘K.Z.’ luisterde.
Hockey.
Bij een sportvereniging weten ze uiteraard niet waar de letters K en Z voor staan.
Niet mijn wereld. - We hebben het gevonden, maar te laat waren we wel.
Vanaf de zijlijn, tussen mannen in geruite broeken en vrouwen met blauwe vestjes aan over een wit hemd met frutseltjes aan de kraag, heb ik voor het eerst en voor het laatst een stuk van een hockeywedstrijd gezien. Twee lange mannen tussen tientallen bolle mannen.
‘Hup Klein Zwitserland’, zei hij zo nu en dan, maar wel op gesprekstoon en zeker zonder uitroepteken. Ik denk niet dat zijn dochter het hoorde. Of hij zich voor mij schaamde of dat hij dat altijd zo deed, ik weet het niet. Hij speelde dat hij een supporter was, maar hij speelde het matig. Hij was vooral een vader, toen. En een aardige man, met een hartelijke belangstelling voor jonge mensen die iets wilden schrijven.
Een maand later heb ik hem mijn eerste gedichten voor Hollands Maandblad gestuurd. Dat had ik tot dan toe niet gedurfd.
Nu kon het wel, dacht ik.
Michaël Zeeman is programmamaker voor de vpro, dichter, schrijver en criticus.