Hollands Maandblad. Jaargang 1999 (614-625)(1999)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] J. Bernlef Het museum van de kindertijd Het is altijd ergens, maar wie het bij toeval ontdekt in een naamloze straat, stuit meestal op een dichte deur waarachter stilte heerst Of lijkt te heersen. De meesten lopen door terug naar het vertrouwde stratenplan en vergeten zijn bestaan. Is het museum vloeibaar, opvouwbaar bestaat het uit prisma's, elektrische velden of valt het soms samen met wie eraan denkt? Meestal is het verlaten, de wanden en uitstalkasten leeg op de jaartallen na die elkaar hun juistheid betwisten Of het vult zich met mist, met daarin een aarzelende stem die beweert zich niets meer te herinneren, vrijwel niets. Maar één gezicht, één geluid, één lichtval kan plotseling de toegang verschaffen tot de expositie waar alles bewaard blijkt te zijn. [pagina 30] [p. 30] De maltentige losbol indachtig I De kleine jongens van het grote kwaad maken de kachel aan met oude idealen Daartussen scharrelen de torretjes van het wederzijds begrip hun kostje nijver bij elkaar Oude standbeelden worden opgewonden maar vallen 's nachts al schimmelend uit elkaar. Flexibel werkend tot de dood hem strekt maakt de mens een leven van jewelste: hij speelt Hij speelt op elektrisch brakende gitaren zo dalend op verzakte altaren naait men elkaar De nacht valt en de dichter zwoegend aan de laatste woorden rond de heetste brij valt ook Valt rond en rijp als glanzende vrucht wordt hij stralend in dundruk opgeborgen, krijsend en blij. [pagina 31] [p. 31] II Zinnen woordbrokken losgeschud zoals de jogger in het bos zijn benen Zo gaat een ieder op eigen wijze de tijd te lijf zijn lijf ingesnoerd in het korset van de vorm tot alles loslaat, met een knal of wat gejammer Ideeën en utopieën bleven als afval achter op de mesthoop der komende geschiedenis hij bezag de ontmanteling en hing haar zonder aarzelen om Misschien was hij de laatste vorst van de grote dorst die met zevenmijlslaarzen alle tuinierende dwergen vertrapte zodat nachtegalen uit bevrijde priëlen eindelijk uit volle borst zingen konden Zo zong hij mij en u en alle zinnen los tot diep in het bos waar geen paden meer zijn geen paddestoelen maar chaos alleen en schone schijn. [pagina 32] [p. 32] Timon Hagen, zonder titel, pentekening, beeldformaat 2 × 1,5 cm Vorige Volgende