was lyrisch over de kwaliteit van het voedsel. ‘Niet zoals in andere kantines,’ zei ze, ‘alles is vers.’
Haar studie had geleid tot het smeren van broodjes, maar dat was, vond Leibach, geen bewijs voor de zinloosheid van die studie. Ze moest een zwart rokje aan met een witte blouse, en lippenstift op.
‘Is er iets dat ik voor je kan doen?’ had de professor gevraagd aan het eind van de avond, toen hij een uur lang eloquent had uitgelegd waarom Leibach niet verloren mocht gaan voor de wiskunde.
‘Nee,’ had Leibach geantwoord, ‘ik geloof het niet.’ Toen hadden ze elkaar de hand geschud en Leibach had tranen in de ogen van zijn professor gezien. Tranen die hij niet begreep, die hij zelfs verwerpelijk vond.
‘Uw paraplu,’ zei Leibach, daarna had hij een paar weken gezwegen.
Hij was nu klaar met aankleden en zij lag nog altijd op de grond voor de deur.
‘Blijf,’ zei ze, ‘laten we samen ontbijten, hier op de kamer, zoals in films.’
Leibach schudde zijn hoofd. Hij probeerde zich te herinneren hoe hij van haar had gehouden, maar hij herinnerde zich alleen hoe ze over de prijs van de cadeautjes had gepraat die ze voor hem had gekocht.
Hij plaste met de deur van de badkamer open, en daarna stopte hij een ongebruikt zeepje in zijn binnenzak. Hij nam altijd de zeepjes mee.
Ze huilde en op de televisie spraken ze over een tropische storm die het noorden van Florida bedreigde.
Hij wilde zich bukken om haar te kussen, maar hij bedacht zich en schopte drie, vier keer hard tegen haar rug. Hij droeg Italiaanse laarzen en Italiaanse laarzen dat zijn stevig gebouwde laarzen. Hij wachtte nog even of ze iets zou gaan zeggen, maar ze zei niets. Net als de eigenaar van het glazenwassersbedrijf, die had ook alleen maar gekeken.
Hij stapte over haar heen en verliet de kamer.
Ze bleef even liggen, toen stond ze op en voor de spiegel in de badkamer bekeek ze haar blauwe plekken. Misschien, dacht ze, heb ik een rib gebroken. Want ze probeerde te lachen en lachen deed pijn.
Daarna belde ze roomservice en bestelde een ontbijt op de kamer om acht uur.
Ze ging weer op de grond voor de deur liggen en wachtte op haar ontbijt.
Hoe langer ze wachtte, hoe zekerder ze wist dat alles goed kwam. Dat David Leibach van haar hield en dat hij haar gelukkig zou maken.
Ze had zijn brieven - het waren er maar twee en een ansichtkaartje - uit haar hoofd geleerd, en die las ze nu aan zichzelf voor, terwijl ze op televisie alweer aan het praten waren over die tropische storm.
Ze zou haar kind en man verlaten, ze zou een nieuw leven beginnen met David Leibach. Niets kon misgaan. Alles stond vast.
Om tien voor acht deed ze de deur op een kier, draaide de kraan open en ging in de badkuip liggen. Ze wilde wel bijtijds gevonden worden. Ze was al acht keer bijtijds gevonden. Op een gegeven moment is het een routineklus. Ja, net als met vliegen is het opstijgen wel even eng, maar daarna is het een kwestie van achteroverleunen en relaxen.
Ze dacht nog aan de neger die het ontbijt zou komen brengen, waarom wist ze niet maar ze rekende vast op een neger. Ze was nog nooit door een neger gevonden. Het werd tijd.
Ze zou niets missen, alleen misschien het eten in de kantine. Want daar was alles elke dag vers.