Een eredoctoraat voor Karel van het Reve
door Jan Pen
Dankzij het Hollands Maandblad, of eigenlijk dankzij Bert Poll, heb ik veel mensen ontmoet en hun geest leren kennen. Onder hen was Karel van het Reve. Hem heb ik later frequent in huiselijke kring en op Hollands Maandblad-bijeenkomsten ontmoet - daarover zou ik een lang verhaal kunnen schrijven, maar dat is hier de bedoeling niet. Hij heeft weleens gezegd dat hij door Bert een schrijver was geworden die schreef over van alles en nog wat - zonder deze opdrachtgever was hij misschien een slavist gebleven, die het aldoor had over Russische literatuur en Moskouse toestanden. Dit was, ik zeg het er maar eventjes bij, ironie. Alleen al de Moskouse toestanden omvatten het leven in zijn geheel, inclusief de korte levensduur van de gloeilampen; dit laatste is een typisch economisch onderwerp. Karel was een creatief econoom, zoals ik hieronder zal bewijzen. Hij deed het voorkomen alsof hij niets van dat vak begreep.
Overigens geldt ook voor mij dat ik door het toedoen van Bert Poll veel heb geschreven over literaire onderwerpen. (Franse schrijvers, zoals Roger Vailland! De blues! De cultuur!) Maar een erkend letterkundige ben ik daardoor niet geworden. Mijn laatste geesteskind gaat over Wittgenstein en Derrida, maar het mag niet baten: de lezers denken dat ik vooral geïnteresseerd ben in het toptarief van de inkomstenbelasting.
Van het Reve verrast de lezer in De ondergang van het morgenland met zijn theorie van het Grote Siberische Gat. Halverwege tussen Moskou en Sachalin hebben ze een diepe kuil gegraven. Dag en nacht rijden er vrachtwagens naartoe - ze gaan vol heen en keren leeg terug. In die streek worden de goederen gedumpt die wel zijn gemaakt maar die nooit in de winkels komen. Het zou best eens kunnen gaan om een kwart van de productie. De goederen zijn opgenomen in het Bruto Nationaal Product, dat door de Sovjets werd gemeld aan het statistisch bureau van de Verenigde Naties. Westerse waarnemers geloofden in deze cijfers en hebben dus jarenlang de welvaart in de Sovjet-Unie overschat. Ze dachten dat het zo'n zeventig procent bedroeg van dat bij ons. Met de hypothese van Karel komen we op min-