Hollands Maandblad. Jaargang 1999 (614-625)

[p. 33]

Hotel van de vreemden
Frederik De Preester

Ik heb de verhalen gehoord van hen die vertrokken.
Ze kunnen enkel zeggen dat ze gereisd hebben
dat ze gehunkerd hebben en
dit soms nog doen.

Morgen verhuis ik naar
het hotel van de vreemden want
ik heb gehoord dat daar
tere wezens wonen die
op veel te grote voeten kwamen
dat ze achterom keken
de aarde zagen als een rond verhaal.

Ik heb overal mijn stem gezocht
als een bezetene met grote gebaren
maar ook gewoon na het eten
aan een tafel met anderen.

Morgen verhuis ik naar
het hotel van de vreemden want
ik heb gehoord dat men
in het hotel van de vreemden
de adem door de handen blaast
en zich daarover verwondert
keer op keer.

[p. 34]

 

Sommige mensen roken sigaretten.

 

Er zijn ook mensen die sigaren roken of een pijp.

 

Sommige mensen roken geen gewone sigaretten

 

(er zijn er ook die ongewone pijpen roken).

 

Die mensen roken meer dan enkel tabak.

 

Ze roken ma-ri-hu-a-na.

 

Tijdens het roken kijken ze elkaar aan

 

en dat volstaat: roken en naar elkaar kijken.

 

En dan weer roken en kijken en soms lachen.

 

Zomaar lachen: hahahaha.

 

Neen toch niet helemaal voor niets lachen maar

 

lachen omdat ze kijken en roken en lachen.

 

Omdat ze lachen.

 

Andere mensen roken niet.

 

Toch lachen zij ook.

 

Zij hebben grappen nodig om te lachen.