Onderaardse getuigen
door Willem Wansink
Onder Berlijn bevindt zich een tweede stad. Het is een stad met gewelven, bunkers, druipsteengrotten, dichtgegooide metrohaltes, tunnels voor waterleidingen en energiekabels, en rioolruimtes als balzalen. Hier loopt het 245 kilometer lange buizenstelsel van de Berlijnse post en zijn de bierkelders van de grote brouwerijen. Soms stort een stuk straat in, omdat een buis het na jaren begeeft. Dan wordt het verkeer wekenlang om een diepe krater heen geleid, zoals onlangs in de Torstrasse, vlak bij de Alexanderplatz in het oosten van de stad. Zelfs de tram kon niet meer verder.
Onder de grond verkeren ook de
doden, bijvoorbeeld in de Dom bij Unter den Linden. Daar is de
Fürstengruft, de grafkelder van de Hohenzollern, de koninklijke dynastie die achtereenvolgens Berlijn, Brandenburg, Pruisen en het Duitse Rijk bestuurde. De laatste Duitse keizer, Wilhelm
ii, liet de Dom eind vorige eeuw verrijzen. Wilhelm was een branieschopper die meer op reis was dan regeerde, en hij stortte zijn land in het ongeluk. Maar de Dom is een kleinood, een voorbeeld van classicistische verfijning. Van buiten pompeus, van binnen harmonisch. Een woud van stilte, een toevluchtsoord. Met zijn barokke vormen en zijn vele marmer doet zij eerder aan een Romeinse jezuïetenkerk denken dan aan een protestants Gotteshaus, noteerde Helene Nostitz in haar
Berlin, Erinnerung und Gegenwart uit 1938, waarin de Führer-clique trouwens warm werd onthaald.
Afgelopen maand vond een rondleiding plaats in de gerestaureerde catacomben van de Dom. Het was de eerste officiële bezichtiging sinds de oorlog. Der Tagesspiegel had vijftig personen uitgeloot om mee te doen, van de veertienhonderd die hadden ingeschreven. Na afloop werd een ontvangst gehouden op de Kaisertreppen, het roodmarmeren trappenhuis dat Wilhelm voor de zijnen had laten bouwen. Tegenwoordig worden hier diners gehouden. Daaraan nemen leden van het vorstenhuis deel, die het tafelzilver uit het voormalige stadspaleis ter beschikking stellen. Achter zware glazen deuren, tegenover het altaar, is de keizerlijke loge. Wilhelm praatte het liefst aan een stuk door, maar was een godvruchtig man.
Als de werkzaamheden komende herfst klaar zijn, wordt de grafkelder opengesteld. Dan kan het graf van Louise Henriëtte van Oranje-Nassau (1627-1667) worden bezichtigd, de Nederlandse eerste echtgenote van Friedrich Wilhelm (de ‘Grote Keurvorst’), die haar man inspireerde tot de aanleg van Unter den Linden, de pronkboulevard over de rivier de Spree.
Historici beschouwen de crypte als een van de belangrijkste van Europa. Maar anders dan de kille Kapuzinergruft van de Habsburgers in Wenen, of het tamelijk bescheiden witmarmeren graf van de calvinist Willem van Oranje in Delft, was de Fürstengruft in Berlijn tot nu gesloten. De Hohenzollern beschouwden de grafkelder als hun privédomein. De ddr was niet geïnteresseerd in het monarchistische verleden. Pas onlangs werd een begin gemaakt met het ongedaan maken van de schade die voor en na de Tweede Wereldoorlog was ontstaan.
In tegenstelling tot Wenen en Delft, bevat de grafkelder in Berlijn slechts één gekroond hoofd, Friedrich Wilhelm ii van Pruisen (1744-1797). Deze ‘dikke Willem’ liet de Brandenburger Tor bouwen. Tijdens een bombardement in 1944, waarbij de koepel van de Dom in lichterlaaie raakte, doorboorden brandende ijzerdelen zijn graf dat vervolgens werd geplunderd.
In de overige 96 zerken liggen de stoffelijke resten van keurvorsten, markgraven, prinsen, prinsessen en koninginnen. Friedrich der Grosse, de filosoof-vorst, ligt niet hier. In 1991 werd zijn stoffelijk overschot vanaf de burcht Hohenzollern in het West-Duitse Hechingen overgebracht naar Potsdam, waar hij conform zijn laatste wens naast z'n hazewindhonden werd bijgezet. Ook keizerin Auguste Viktoria, de eerste echtgenote van Wilhelm ii, ligt in Potsdam. Zij stierf in 1921 in ballingschap in Doorn en ligt nu in de buurt van keizer Wilhelm i die in 1888 overleed. Wilhelm ii werd in 1941 in Doorn ter aarde besteld.