[616]
Deze maand
Zeven jaar voor zijn dood deze maand stond de laatste korte bijdrage van Karel van het Reve in het Hollands Maandblad. Hoewel hij in de voorgaande tien jaren nog maar af en toe iets had geschreven was hij in de opvatting van de redactie een van onze mensen gebleven. Dat er weinig meer kwam werd steeds vergeeflijker verklaard door de voortgang van zijn ziekte van Parkinson. Onwillig klonk hij niet, wanneer hij over de telefoon benaderd werd of oog in oog, wandelend langs zijn kade in Amsterdam-Zuid. De geregelde kolommen voor Het Parool putten zijn schrijflust grotendeels uit; en na mei 1996 kon hij ook die niet meer maken.
De relatie met hem was een historische en bovendien een levensbeschouwelijke: een schrijver die zich zo duidelijk uitdrukte, zoveel wist en zich zo weinig liet storen door de tegenspraak van individuen en groepen fungeerde als een voorbeeld voor allen. Zijn toon en zijn stijl waren karakteristiek voor het Maandblad dat de redacteur en zijn vrienden altijd al wilden maken.
Het is waarschijnlijk dat andere publicaties waaraan hij meegewerkt heeft, zoals NRC Handelsblad en Het Parool, een even sterk gevoel hadden dat hij enkele van hun beste eigenschappen vertegenwoordigde. Uniek is het Maandblad in dit opzicht niet gebleven. Wel kan het de eer opeisen dat het in de tijd toen het nog weekblad was hem als columnist en commentator op gang gebracht heeft. Er zit in het archief een briefwisseling van hem met Bert Poll over het eerste stuk. Als jij het niet wil hebben ga ik het ergens anders aanbieden, schreef Van het Reve. Poll wilde het graag hebben: in nummer 71 op 21 september 1960 verscheen de uitval tegen Unilever, overheid en pers voor hun tegenzin in het erkennen dat er een schadelijke stof aangetroffen was in de Planta-margarine. ‘Ik weet niet hoe De Telegraaf en De Waarheid gereageerd hebben. De “nette” kranten bedienden de Unilever met een serviliteit die walgingwekkend was’ - een krachtige openingszet van de commentator.
In 1963 toen Poll wilde proberen de redactionele verantwoordelijkheid en werklast te delen vroeg hij er Van het Reve en Dick Hillenius voor. Na zes maanden hielden zij op met vergaderen. De eensmans redactionele stijl was al te vast geworteld. De redacteuren gingen uiteen zonder kwaad bloed, en tot 1982 zijn er een stuk of vijftig bijdragen van Van het Reve verschenen, een klein boek vol. Sommige behandelden een verscheidenheid van onderwerpen (‘Het Nederlandse volk, en andere fragmenten’; ‘We zaten op de trein te wachten, en andere fragmenten’). Andere waren essays, over dialectiek, historisch materialisme, natuurlijke selectie, literatuur-wetenschap, en als langste van alle een onovertroffen indiscreet stuk over de autobiografie van Annie Romein-Verschoor. Ook lezers van nu zullen worden gewonnen door de strikte en vlugge argumentatie. De meeste van de redeneringen en verhalen en grappen zijn fris gebleven, en af en toe komen er ideeën bij op die de meesten van ons nog lang niet onder de knie hebben. Zo bijvoorbeeld het pingpongballetje op zee, in de discussie van 1978 met Maarten 't Hart over de evolutie. Als dat op een bepaald punt is aangekomen, mogen wij niet zeggen dat sommige stromingen het erheen geholpen hebben en andere tegenwerkten: ‘Alle winden, alle golven hebben die tegenwoordige plaats als resultante gehad.’
Deze stelling heb ik in 1954 gepubliceerd en ben ik daarna nooit meer tegengekomen, schreef Van het Reve. Nog eens twintig jaar later blijkt het idee vreemd genoeg voor de lezer om zich een tijd lang over te verwonderen. Het is maar goed dat er binnenkort weer een boek met stukken van Karel van het Reve gaat verschijnen. - j.j.p.