Hollands Maandblad. Jaargang 1999 (614-625)
(1999)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
2.Een dagje uit. De Zoo en het Zuid.
Dampen van friet en worst
Het café deint als een kajuit.
Het café sterft van de dorst
Psalmen, klikgeluiden, een levenslied.
Men kan het toosten niet laten
op andermans verdriet.
| |
3.Als de schemer valt (ook voor jou)
Als de dauw op de ruit
Als je naakte tenen voor het eerst
op dit tapijt, in dit hotel
Als je bang bent voor je suikerspiegel
Als je de vlinder verjaagt uit je nek
Al verken je nog zo geducht
Het gordijn, de bedden, de minibar
Wees niet bevreesd, reiziger
geen vrees kan je redden
voor de doodslucht van l'art pour l'art.
| |
4.De kathedraal staat klaar
als een raket van arduin
vol gothische instrumenten
stalactieten, tinnen, nissen
vol heilige gebeurtenissen
Klaar? Tel af. Nu. In het azuur!
Wij lezen in de schaduw van de kathedraal
onze krant over ons aards lief en leed
en eten de meest radio-actieve
kroket van de planeet.
| |
[pagina 22]
| |
5.Het was in mei en te Brugge.
Wij waren het beest met twee ruggen
Wij woonden in een ansichtkaart.
Toen gleed onze boot
onder de bakstenen bruggen
in een hellevaart.
Toen kwam het verraad
en liet je mij achter
in de hotelkamer met negentien muggen.
| |
6.Mijn huis in zijn loof gevangen
doof voor andere gezangen
Mijn muren van klimop
mijn opalen ruiten
Mijn huis in haar armen
| |
7.Zij liggen breeduit in de etalage
de beesten van de zee,
de kleurige kreeft, de kwaje krab,
de onbetrouwbare paling, de weemoedige tong,
de goedlachse haring.
Het goedkoopst is de sprot.
Het duurst de tarbot
Nee, nog duurder is het gebod van liefde.
| |
8.Knip je nagels niet te kort
Vermijd koolhydraten en wrok.
Haal adem door je oren
Kneed je kuiten
(Zij moeten jou nog ergens brengen)
Kijk niet uit het raam
dat jou verandert.
Zeg dank, reiziger, al is dit nog zo
kwalijk voor de zwezerik
en de rikketik.
| |
[pagina 23]
| |
9.Zij wuifde naar mij als naar haar kat
Ik wuifde naar haar, ook zonder reden.
De trein kwam sissend klaar
Haar reis verdween in het heden.
| |
10.Ik verdiende goed mijn brood.
Nu gaan mijn dagen dood.
Men hoonde mij als iets déja-vu
Ik heb mezelf zien verdwijnen
in manke rijmen.
Nog wat papieren
vol verblinde zinnen. Het gegriffel
van een speelse otter.
| |
11.Een van die huisjes van toen.
Een festoen. Grootmoeders boezeroen.
De bloemen van toen, erica
eglantier, tulp, pioen.
Ik bloemlees je in het gezoem
van voorbije bijen
in de lucht van de pluisjes van toen.
| |
12.De gevels beloven een andere wereld
gedroomde voeding, hiërogliefen van verteren.
Ook het geboomte is behekst
met produceren.
Wij veranderen
van gezicht, van leden, van zeden
in die tegenwereld van overwicht.
| |
13.Wat hinnikt er nog zo laat in de straat?
Het fantoom van een paard,
een blanke nachtmerrie.
Ik ben het die draaf
en kletter en galop
gevleugeld in mijn hansop.
| |
[pagina 24]
| |
14.De boeren bidden om droogte
of vloeken tegen de zon.
Wat moeten we met de ozon doen?
Ik ben akkoord met elk seizoen
want wat heb ik nog onder de leden?
Na mijn kapot verleden
de troost van varens, van winter, van jou.
| |
15.Zo vredig als het vee
dat staart en wacht op de nacht
met bedaarde staart
mag de reiziger zich vlijen
in een vacht van wolken
de boeien van de dag vergeten
en zich zachtjes in slaap loeien,
dankbaar
voor de koeien van dag en nacht.
|
|