[615]
Deze maand
Sommige dingen laten je niet los. De trein is te laat als we op tijd zijn, maar als je eens een halve minuut te laat bent is de trein op tijd. Het begint steevast te regenen als je je paraplu vergeet en bij acute geldnood slikt de automaat het pasje in terwijl achter je rug de motor van je taxi zacht maar ongeduldig staat te grommen.
Wie nadenkt over dit alledaags gevecht kan terecht bij de Stoa. De Stoïcijnen maakten van pech Noodlot en wilden zich daar dan boven verheffen door zich er niets van aan te trekken. Voorspoed en tegenspoed, het raakte hen niet: alles stond van tevoren vast. Een armzalige oplossing, omdat die streeft naar onverschilligheid. En onverschilligheid is aan het leven vreemd.
De stoïcijn Zeno ranselde een slaaf die hem bestolen had. Deze kermde dat het zijn schuld niet was, zijn daad was door het noodlot bepaald. Dat wilde Zeno graag geloven. Alleen, zo zei hij, stond ook de aframmeling in de sterren geschreven. De slaaf had natuurlijk beter moeten stelen en beter moeten nadenken. Dan had hij Zeno kunnen uitleggen dat een Stoïcijn volstrekt onverschillig hoort te staan tegenover spelingen van het Lot, zoals diefstal.
Filosofie blijft een vergaarbak van kwesties die niet worden opgelost. Vaak lijken dat futiele aangelegenheden, maar er zijn problemen die ook de niet door abstractiezucht aangevreten mens al eeuwen fascineren. Een van de mooiste voorbeelden is het probleem van de verhouding tussen lichaam en geest, de vraag naar het bewustzijn of, zoals de kwestie in de angelsaksische wereld is gaan heten, het mind-body problem. Dit vraagstuk is allang opgelost, beweren alle betrokkenen in het debat dat sinds Descartes telkens toch weer opflakkert. Zo'n bezwering helpt niet: het geredekavel gaat onverdroten verder.
Die discussie is voor buitenstaanders misschien niet meer goed te volgen, al zijn er welsprekende filosofen als John Searle en Daniel Dennett die de moeite nemen een ruimer publiek als forum te kiezen. Dat is verheugend, want de vraag wat het bewustzijn of de geest is, houdt vele niet-onverschilligen bezig. Daarom zal Hollands Maandblad de komende zes nummers aandacht besteden aan de kwestie van ‘hersenen en bewustzijn’ bij monde van Hugo Brandt Corstius, die het probleem na de zomer definitief beslist.
Dat Hugo Brandt Corstius hierover schrijft en niet een vakfilosoof, is veelzeggend. Want welke academische filosoof in Nederland of België zou hiertoe in staat zijn? Kennelijk moeten we voor dingen die ons niet loslaten, ook als het filosofische dilemma's betreft, soms eerder bij de literatuur zijn. Wellicht bij verhalen van Aat Ceelen of de in dit nummer van Hollands Maandblad debuterende Anton van de Wardt. Of bij de onontkoombare poëzie van Hugo Claus. Naast de gedichtencyclus van Claus, Rijmen voor een reiziger in Antwerpen, deze maand een strijdbaar betoog van Rik Smits over de vrijheid van het gedrukte woord en de verwerpelijkheid van het wetsartikel inzake belediging, en een van onze vaste rubrieken: Willem Wansink met de derde aflevering van zijn berichten uit Berlijn, de navel van het Europa waarin wij inmiddels blijken te wonen. Geen van deze bijdragen is stoïcijns, want ook het noodlot dient te worden aangeklaagd en bespot, desnoods met grote woorden. - md