‘Wat heb jij tegen Fransen?’
‘Man, hou op. Dat gelazer met die kaarten. En die verschrikkelijke organisatie. En ze spreken geen woord Engels. Ze denken alleen maar aan Frankrijk.’
‘Daar zijn het Fransen voor.’
‘Ooh ja? Een pak slaag moeten ze hebben. Ik hoorde van Bert bijvoorbeeld...’
‘Hè, heb jij Bert gezien?’
‘Ja. Hij kwam gisteravond langs. Corrie wou net naar bed, en toen stond-ie op de stoep.’
‘Ooh ja?’
‘Ja. Hij had vijf van die wegwerpcameraatjes volgeschoten in Marseille en nou wou-ie de foto's laten zien. Niet te geloven, die Bert, z'n kop was nóg oranje.’
‘Dat meen je niet.’
‘Jawel. En stinken jongen, niet te geloven! Maar goed, Cor heeft snel weer wat aangetrokken en een bakkie soep voor hem gemaakt en toen moesten we die foto's zien. Nou ja, niks te zien natuurlijk. Alleen maar idioten in oranje en Braziliaanse wijven in hun blote reet.’
‘Echt waar?’
‘Nou ja, met van die veters door hun reet, hoe heet het? Maar goed, jongen, wat Bert vertelde over die Fransen daar. Niet te geloven, wat een arrogante eikels.’
‘Ik snap het niet.’
‘Wat snap je niet?’
‘Wat Bert nou te zeiken had...’
‘Ach laat maar. Jij houdt niet van voetbal.’
‘Krijg nou wat! Ik ben gek van voetbal, maar niet van Bert. Die zeikt mij te veel. Moet je Rita over hem horen...’
‘Ha, daar komt de aap uit de mouw.’
‘Welke aap?’
‘Rita heeft vroeger toch met Bert...’
‘Toen ze achttien was ja.’
‘Die Bert, hij flikt het altijd. Wat heeft hij wat wij niet hebben? Cor kon ook maar geen genoeg van die foto's krijgen. Had je ze moeten zien zitten. Cor in d'r duster en Bert met de schmink op z'n kop en in z'n korte broek, niet te geloven. Op het laatst heb ik het licht uitgedaan.’
‘En toen?’
‘Ben ik naar bed gegaan.’
‘Eikel! Wat hebben Bert en Corrie toen gedaan?’
‘Ooh, Cor ging mee naar bed. Bert moest naar een Kroatische vriend die een feest gaf.’
‘Leuk feest zal dat geweest zijn.’
‘Haha.’
‘Weet je wat Rita altijd zegt over Bert?’
‘Nou?’
‘Dat-ie maar aan één ding denkt, maar dat-ie de pech heeft dat-ie niet zo snugger is.
‘Euh?’
‘Hij kan denken wat-ie wil, maar als het zover is, vergeet-ie wat-ie ook alweer van plan was en doet-ie het in z'n broek.’
‘Arme Bert.’
‘Dat zegt Rita dus.’
‘Maar die kan het dus weten. En als iemand er kijk op heeft, is het jouw Rita wel...’
‘Dat mag je wel zeggen ja. Rita lust er wel pap van.’
‘Begin je weer?’