Hollands Maandblad. Jaargang 1998 (602-613)(1998)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] Drie muzen Piet Gerbrandy I Wij zitten, lui ter hand, op rug van wijzen danig om ons heen te denken. Zo vinden wij de boomgrens goed geregeld en waarderen wij ontbreking van de dood. Dat er de vrouw bestaat met rondingen van zachtst graniet, geen koude hoeken van een zeer kristal, geen snijdend erts, maar magma zonder weerga, zint. Ook dat zij vaak wel weet waarom iets is. [pagina 38] [p. 38] II In dijen hapt men, haring en genever slokt men gretig in zich op. Maar wat met maanlicht in een plas, met vleermuis die om torren tsjirpt, de toon van Prez en ergste glimpen zon? Maar wat met het ontzettende, dat altoos altoos elders? Uit schelle catacomben steunt een trap zich moe omhoog naar gat van hemel. Onderaan een zwarte engel staat. Haar adem gaat waar men, waar ik niet bij. [pagina 39] [p. 39] III Jaag rok, sluip tuin, blus netel, lispel fluisterwoord van eer. Adem niet om het weerloze staan en zich voegen van ronde verwonderde borsten ontdaan hoe de ijzeren moker huilt in zijn vuisten van eelt. Ik weet nooit hoe het verder moet maar doe en hark mijn plooien in gareel. Groen maakt zich stil uit voeten en discreet. Vorige Volgende