Soms onthoud je zinnen omdat ze grappig zijn, soms omdat ze ook op jou van toepassing zijn, en soms omdat je er niets van begrijpt. Dit was zo'n opmerking waarmee ik me geen raad wist. Toen niet in ieder geval. Iemand die makkelijker ademt als er niemand was. Ik dacht nooit na over ademen, ik dacht wel eens na over mijn neus, en dat vond ik al erg genoeg. Maar Nomi was blijkbaar iemand die nadacht over ademen.
Zo kwam het dat we geen gesprek voerden over het weer, het hotel, de politiek, maar over ademen. Over plekken waar je makkelijker en minder makkelijk ademde.
Nomi ademde het makkelijkst als er niemand was, daarom ging ze ook graag 's avonds naar het strand. Ook hield ze om die reden van de badkamer, want die kon op slot. Misschien, bedacht ik, slikte ze al die tabletten wel om makkelijker te ademen als er ook mensen waren.
Ze zei dat ze soms ook makkelijk ademde tijdens goede seks, maar dat dat laatste zeldzaam was.
Bij deze laatste ontboezeming begon ik me te schamen, niet vanwege een rare schuld, maar omdat ik er zo weinig van wist en er zo vurig naar verlangde. Naar makkelijk ademen tijdens goede seks.
Ik concentreerde me op een doorzichtig buisje met drie melkwitte tabletten dat op tafel naast de overgebleven toast lag. Ik zei: ‘Aha, ja ja.’ Wat ik weloverwogen en ervaren vond klinken.
Daarna zei ze een hele tijd niets, net zomin als ik, want zoals gezegd, ik had al mijn geld ingezet op het betekenisvol kijken.
‘Weet je,’ zei ze, toen ik al twee keer naar het ontbijtbuffet was gelopen, zonder te weten wat ik daar zocht, ‘weet je, sommige mensen ademen zo hard dat het pijn doet aan je oren.’
Weer was het een tijd stil, ik geloof dat we naar elkaars adem luisterden, ik luisterde in ieder geval naar de hare, maar er was niet veel te horen.
Toen ging ze naar boven, en ik ging op het terras zitten om de krant te lezen.
Misschien slikte ze ook wel slaaptabletten, want ze sliep veel, ook overdag. Soms praatte ze tegen haar hond, ik nam in ieder geval aan dat het haar hond was tegen wie ze praatte. De muren waren dun in hotel Ami.
Vanaf die ochtend fantaseerde ik erover haar gelukkig te maken met mijn woorden, mijn lichaam en mijn betekenisvolle blikken. Met geen van deze drie heb ik haar ooit gelukkig gemaakt, en ook nooit heb ik actief iets ondernomen om dat te proberen.
De volgende ochtend zat ze weer op haar oude plaats en slikte haar tabletten, naar het mij scheen, iets gehaaster dan anders.
Ik keek haar langdurig aan, maar ze keek door het raam naar de zee, ongetwijfeld geconcentreerd op de luidruchtige adem van een van de ontbijtgasten.
De een na laatste ochtend zei ze, we stonden allebei voor de grapefruitmachine: ‘Ik ben zo blij een hotel te hebben gevonden waar ook honden naar binnen mogen.’
Aangezien ik geen kwartier had om over een grappige opmerking na te denken, zei ik: ‘Dat kan ik me goed voorstellen.’
Misschien ben ik in wezen een ernstig mens, dat mijn grappen altijd met vertraging komen. Hoewel ik dat moeilijk kan geloven. Eigenlijk zou ik eens een bundel willen samenstellen geheel en al gevuld met grappen die te laat kwamen. In Under the vulcano staat een mooie zin over de liefde die te laat komt, maar een grap die te laat komt kan net zo fataal zijn.
Terwijl ik mijn glas met grapefruitsap vulde, zei ze: ‘Eén keer ben ik uitgenodigd om naar Madrid te komen, maar ik dacht, waar laat ik mijn hond?’
Het was blijkbaar geen mededeling waarop reactie werd verwacht, want ze draaide zich om en liep naar haar tafel.
De ochtend daarop vertrok ik en moest ik al om zeven uur ontbijten, zodat we