werken, Zeeuwse dijken en de plannen voor het Markermeer. Boven de radio een portret van Johannes Paulus II.
‘Een flinke Walker?’ vraagt Cor. Hij loopt naar de keuken, z'n schommelstoel waggelt nog even door. Ik ga erin zitten. Schneider gaat direct staan.
‘Veel ijs,’ zeg ik. Met pater Cor is het goed drinken. De wereld verdicht zich hier meer en meer. Ik voel me vertrouwd op z'n Hollands in de jungle van de Solomons met Schots vocht.
Cor komt terug, loopt langs de foto van de paus en hangt zijn zakdoek over het portret.
‘Ze hoeven niet alles te zien in Rome,’ zegt hij met een knipoog en geeft me een glas whisky. ‘Die kok die gaat eruit,’ zegt Cor ineens nors. ‘Ik moet hem niet meer, die mafkees.’
‘Toch kon hij koken, het was lekker.’
‘Hond, het was hond!’ snauwt Cor. ‘Geef ik 'm alle Jezus twee dollar voor kip op de markt, en dan duwt 'ie hond in mijn pannen! Hij gaat eruit.’
Toegegeven. Het afkluiven van de botten smaakte anders gisteravond. Ik ben nooit sterk geweest in het uitzuigen van een hondenmergpijpje. Maar toch smaakte het. Totdat ik, per ongeluk glurend in de keuken vlak voor middernacht, een doorgestoomde hondenschedel zag drijven in de pan soep voor morgen. Cor ging over de rooie. De ochtendmis was verpest.
‘Zit 'ie lekker?’ vraagt Cor.
‘Hij schommelt aardig.’
‘Karol Wojtyla wiebelde ook flink,’ zegt Cor. ‘De paus zelf jongen! Wie had dat kunnen denken.’
Pater Cor kan er niet genoeg van krijgen. Tot in details vertelt hij dit verhaal opnieuw. Het bezoek van de paus in 1984. Een tussenlanding op de Solomon Eilanden. De lunch in zijn parochie. Voor die gelegenheid had hij speciaal een schommelstoel laten maken. Van hardhout. Johannes II moest goed zitten vlak voor de soep en verse tonijn.
‘Had je toen dezelfde kok?’ Cor schrikt, hij wacht, alsof hij wil nadenken.
‘We hadden vis, verse vis.’
Ik schommel rustig verder. M'n blauwe Levi's schuurt over een zitting, ooit verwarmd door de billen van Jezus' knecht. Ik probeer m'n handen net zo op de leuning te leggen, twee knuisten bij de uiteinden, zoals ik vermoed dat de Heilige Vader dat ook heeft gedaan vlak voor de soep in 1984.
‘En Schneider?’
‘Die zat in z'n hok. Hij haat wit.’ Ik kijk naar de herder en fantaseer een nieuwsbericht.
Paus Johannes aangevallen door Duitse herder op Honiara bij Hollandse missionaris. Spoedopname in Sydney. Voor zijn leven wordt gevreesd.
Het zou mij goed zijn uitgekomen. Schneider had hier dan niet gelegen, vals hijgend, maar achter de parochie van Cor, ontzield door een dolk.
‘We moeten die kaak en flinters nog verpakken,’ zegt Cor. Hij bukt naar de fles, klokt nog een glas vol en loopt naar z'n bureau.
‘Die schedel is anders van kleur,’ zeg ik.
‘Jappen geloven niet in kwaad,’ zegt Cor, ‘ze zijn het alleen soms.’ Hij vult een kartonnen doosje met vloeipapier, legt de schedelrestjes er voorzichtig in en schrijft met een kroontjespen en Oost-Indische inkt AC 18606 op de kaak.
‘Zo, dat staat,’ zegt Cor. ‘Dan hoeft God later ook niet te zoeken. Alligator Creek, ja toch?’ Ik knik. Schneider houdt zijn natte neus in de lucht en duwt hem dan tegen mijn broekspijp.
De volgende ochtend, even na acht uur, stopt er een rent-a-car voor het hek van de