Hollands Maandblad. Jaargang 1998 (602-613)(1998)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] Paul Gellings Heimwee Soms wil ik terug, al weet ik niet waarheen. Ik zie een straat, leeg aan het einde van de nacht, verlaten tramrails met bovenleidingen als hinkelbanen in een okerroze hemel. Of een plein in avondschemer, paasvuur op een sportterrein. Nu begint het! Achter de hekken om de velden moet het zijn! Wordt straks de terugreis ingezet - al weet ik niet waarheen. Soms wil ik terug en dwaal langs brede boulevards waar niemand mij nog kent. Niet eens meer ziet. Zoek ik een zwembad of een aanlegsteiger? Een veerpont of een kerkhof? Een nachtlokaal zal het mij leren. Daar dan uren blijven waken met alle brandlucht in mijn ziel. Tot de drank in ochtendnevel overgaat en opeens een bed zich opent als een bloem. [pagina 14] [p. 14] Idylle Pasen in het park. Op het talud van steen knispert een dode haag waarin gezichten, nu eens vrolijk, dan weer met bittere lippen. Onvermoeibaar als kinderstemmen de vogels op hun dunne takken in de wind. Een vleugje witte wijn waarin de lente - koel nog. In wolkenloze zon werpen de huizen kelders met kantelen in het gras. Een geopend venster in hun midden waarachter grote liefde beddegoed tot schroefdraad heeft betoverd. Laat de avond vallen als een masker dat zich drapeert over stille struiken, stille hagen, en het park hier omgordt. Zachte, zwarte stad. De nacht één glimlach: de maan weerkaatst door fosforwitte lakens; een komeet in baljurk; sterren met hun eigen verre zomers, en jij en ik, en jij en ik. [pagina 15] [p. 15] Belofte voor Nina Voorjaar wordt het, nu de lucht van toen zich met verborgen groen vermengt, bloemen woelen in hun bedden. Licht. Van porselein tot gloeiend ijzer aan het einde van de dag. Tijd voor een geboorte. En scherp de huizen in de schemer achter. De populier een minaret. Dan, op de wiekslag van een koppel ganzen, valt als een doek het donker. Maar voorjaar wordt het, de aarde één grote, volle buik. I de kleine, witte kamer ruik ik je huidje en je donshaar. Omdat je overal al bent, moest je maar komen. Vorige Volgende