Risico's van de filosofie
door Maarten Doorman
De Hollander
haat filosofie. Zolang het om geld gaat, is men hier niet te beroerd om wat te speculeren, maar speculeren met gedachten, dat is een doodzonde en nog gevaarlijk bovendien. Daarom laten we het denken over dingen waar de wetenschappen niet aan toe komen opknappen door theologen, dominees, en hun hedendaagse erflaters, de columnisten en beleidsmakers. In Nederland heeft men na vele decennia zijn angst overwonnen om een pizza te bestellen of een Spaans eethuisje te betreden. Maar filosofie is kennelijk nog altijd een beetje eng. Maatschappelijke debatten lijken in dit
land eerder op synodale kwesties of op gewetensconflicten. Intellectuele discussies zijn gespeend van elk filosofisch besef en ontstijgen zelden een door verzuiling en angst voor verkettering ontstane consensus die elke allure mist.
Het mengsel van angst en haat waarmee de filosofie in dit land te kampen heeft is niet van vandaag of gisteren. Reeds Diderot vertelt in zijn indrukken van Holland, hoe de grote Boerhaave als student theologie eens in de trekschuit zat en daar een aantal predikanten hoorde afgeven op Spinoza. Omdat Boerhaave zich hier niet bij aansloot, verweten de dominees hem onverschilligheid. ‘Daarop,’ aldus Diderot, ‘vroeg Boerhaave hun of zij Spinoza gelezen hadden. Ze moesten erkennen dat dat niet het geval was.’ Vervolgens, vertelt Diderot, werd Boerhaave van atheïsme beschuldigd en na een lastercampagne uit de kerk gezet. Toen hij een zweer aan zijn been kreeg en die zelf wist te genezen, werd hij dokter.
Dat laatste zal Maarten 't Hart plezier hebben gedaan, getuige zijn ontboezeming over de filosofie in het voorlaatste nummer van Hollands Maandblad. Hierin stelt hij de natuurwetenschap ver boven de wijsbegeerte, waarvoor hij de lezers met een aanstekelijke vooringenomenheid ernstig waarschuwt. Men mocht eens in de war raken, zo huivert hij, en bovendien, wat levert het op? 't Harts vooringenomenheid verschilt in die zin van de dominees in de trekschuit, dat hij wel Spinoza las, en ook nog een paar andere klassieke denkers, zodat hij enig recht van spreken heeft.
Daar komt bij, dat hij niet alleen staat in zijn bezorgdheid. Verschillende schrijvers, tot mijn teleurstelling uitgerekend medewerkers van het Maandblad, hebben zich het laatste jaar doen gelden. Dit naar aanleiding van de discussie over de vraag, of filosofie op school zou moeten worden ingevoerd (een voor buitenlanders tamelijk exotische discussie). Beatrijs Ritsema betoonde zich destijds in NRC Handelsblad erg ongerust, want wat moesten jonge, onbedorven leerlingen met al die vaagheid? Hans Ree trad onlangs in dezelfde krant in het voetspoor van Maarten 't Hart. Met enige spijt stelde hij vast, dat filosofie iets is, ‘waar we al te veel van hebben, niet te weinig’.
Bij al deze boutades valt op, dat de schrijvers ervan enige moeite met denken hebben. (Misschien is dat de reden voor hun hekel aan filosofie! Jarenlang verafschuwde ik schaatsen, omdat ik het niet kon. Die frustratie maakte het wel eens, in een zwak rancuneus moment, verleidelijk om het anderen af te raden en ervoor te pleiten alle ijsbanen te sluiten.) Zo meent Hans Ree, dat filosofie ons zelfs niet door het bestuderen van de logica kan leren nadenken. ‘Neem een ouderwets boekje over logica,’ zo schrijft hij, ‘nog niet aangeraakt door de mathematische logica die door niet-wiskundigen niet valt te begrijpen.’ (Hoe komt hij daarbij? Die is in beginsel zelfs op de basisschool al te onderwijzen!) We lezen erin over syllogismen, zo vervolgt hij, en dan blijkt dat zelfs het beroemdste syllogisme geen werkelijke conclusie oplevert en slechts zegt wat je al wist. Want als je weet dat alle mensen sterflijk zijn, en dat Piet een mens is, dan voegt de conclusie dat Piet sterflijk is, niets toe. Dat zat al in die premisse, want anders konden toch niet alle mensen sterflijk zijn?
Ik ben zelf te vaak door filosofen bedrogen om nog in de val te trappen die Hans Ree voor zichzelf heeft gezet. Logica ziet juist af van elke inhoud. Veel mensen vinden dat moeilijk en