[603]
Deze maand
Recht is iets kroms dat verbogen is. Deze observatie van Marten Toonders creatie Bul Super, de criminele sukkelaar uit Rommeldam, wordt door menig jurist van harte onderschreven. En met de kruitdampen van de gezagscrisis in Groningen en de ‘machtsstrijd’ op het ministerie van Justitie vers nog in de neusvleugels kan het geen kwaad op deze plaats wederom vast te stellen dat het recht mensenwerk is, en dus van struikelingen, hink-stap-sprongen en valpartijen aan elkaar hangt.
Recht staat niet vast in de schoenen, recht is geen onwrikbaar baken, recht is niet meetbaar - recht is un terme fluïde. En bovenal: recht is veel meer in the eye of the beholder dan wij zouden willen in een tijd waarin wij zweren bij de zekerheden van de rechtsstaat, de geldigheid van de universele rechten van de mens en de wereldwijde toetsing der mensenrechten. - Dit zijn overigens niet dezelfde zaken en ze hebben misschien wel minder met elkaar te maken dan wordt aangenomen. In tegenstelling tot hetgeen wij zo vurig wensen te geloven, zijn de rechten van de mens geen ‘universeel’ natuurkundig verschijnsel dat slechts op ontdekking wachtte door de Verlichte geesten van de achttiende eeuw. En mensenrechten zijn al helemaal een recente, westerse fictie die werd geboren uit de schok van de industriële genocide door diezelfde moderne, westerse mens iets meer dan een halve eeuw geleden.
Dit wil niet zeggen dat de concepten ‘rechten van de mens’, ‘mensenrechten’ en ‘rechtsstaat’ van virtuele aard zijn, laat staan dat wij erbuiten kunnen. Het zijn ficties die ons in het gareel houden - en waarmee wij anderen in het gareel houden. Het zijn bovendien ficties die de krachtmeting met de werkelijkheid zijn aangegaan. In onze samenleving kennen wij een aparte categorie mensen die deze krachtmeting in banen moeten leiden. De zwarte toga's en de witte befjes spreken hier een duidelijke taal: recht verdient een ritueel, recht verdient onaanraakbaarheid en recht verdient verhevenheid.
De behoefte aan recht is onverzadigbaar, en vooral die naar rechtvaardig recht. Wanneer onze dorst naar recht niet wordt gelest, wanneer dus zij die wij hebben bekleed met zwarte toga's en witte befjes ons niet of niet in voldoende mate laven, dan knaagt er iets aan ons tere geloof in de fictie waarin wij moeten geloven, willen wij ordentelijk kunnen samenleven.
Haperingen van het recht zijn er in alle soorten en maten, maar de interessantste haperingen zijn de haperingen van degenen die zwarte toga's en witte befjes dragen. Zij zijn immers de hogepriesters van ons geloof in het recht, en als zij falen door onmacht, overmoed of obstructie, dan begint de werkelijkheid het te winnen van onze verbeelding - en zulks is niet altijd even gewenst.
Daarom deze maand in Hollands Maandblad, net nu het justitieel apparaat even leek te wankelen onder het gewicht van struikelende gezagsdragers, een persoonlijke inkijkoperatie door Allard Hoogland in de realiteit van de alledaagse rechtspleging in Nederland (het is geen opwekkend gezicht). Daarnaast een surveillance door Sjoerd de Jong van de geestelijke staat waarin de natie verkeert die ooit een slecht renderend wingewest in de Nieuwe Wereld was, maar nu smachtend en hatend kijkt naar het moederland (het is geen opwekkend bericht).
In dit nummer evenwel ook vele vruchten der verbeelding, onder meer proza van Aat Ceelen en van Stevo Akkerman, alsmede poëzie van Paul Gellings en Cathrien Berghout, want de werkelijkheid laten wij graag binnen in Hollands Maandblad, maar alleen als wij voldoende bewapend zijn. - bb