Eerwaarde Marjoleine de Vos
Atte Jongstra
Augustinus was een groot predikheer. Hij maakte de gelovigen niet alleen bekend met de vragen des geloofs, maar boeide hen ook nog met allerlei sierlijkheden die de rethorica aan kunstgrepen biedt. Vele prekers kunnen zich aan zijn voorbeeld spiegelen, velen hebben dat gedaan, velen doen dat nog steeds. Geruime tijd al vinden we in de kolommen van
NRC Handelsblad uitingen van nieuwe religiositeit, bijgedragen door redacteur Marjoleine de Vos. Ik weet niet wat
het is, maar tot nog toe had ik me nooit tot aandachtige lezing kunnen zetten. Iets dat ik betreur, ik moet veel hebben gemist. Er is kennelijk behoefte aan Licht, voor je het weet sta je alleen in het donker en dat is nooit leuk.
Ik moet mij al sterk vergissen als de column van Marjoleine de Vos in NRC Handelsblad van 20 oktober 1997 niet exemplarisch is voor haar stijl van denken, vragen en schrijven. Voor haar geloof. Ze stelt grote kwesties aan de orde, levensvragen, en niemand doet dat alleen maar een keer, voor een gelegenheidsstukje, omdat die column vol moet. Dat geeft die ene 20 oktober-bijdrage exemplarisch belang.
Wat doet Marjoleine de Vos in dat ene, bewuste stuk?
In haar column neemt Marjoleine de Vos Willem Jan Otten in bescherming, maar zover ben ik nog niet. Voor je aan de boodschap toe bent, moet je je eerst door taal heenwerken. En wat voor taal! Ik weet niet of De Vos haar pareltjes van zinsbouw aan Augustinus heeft ontleend, ze lijkt wel nieuwe vondsten te hebben gedaan:
- ‘Willem Jan Otten doet een vergelijkbaar iets’
- ‘Onverdunder zou je kunnen zegen en daarom vaak eens zo hevig.’
- ‘Beiden zijn met iemand nieuw.’
In de column van Marjoleine de Vos vinden we een ander stijlmiddel, dat zo vaak is nagevolgd dat ze het niet eens van Augustinus' preken had hoeven opsteken: de herhaling. Een echte sierlijke zielenherder loopt in zijn preken behoedzaam een trap op: linkervoet op tree 1, rechtervoet ernaast, links op tree 2, rechtervoet ook op tree 2. Langzaam maar zeker komt hij boven, maar niet zo snel dat sommige gelovigen hem niet bijhouden. Een herder ver voor de kudde uit is immers een eenzame herder.
Drie zinnen om Marjoleine de Vos' klassiek-herderlijk traplopen te demonstreren: ‘Het zijn de moeilijkste vragen en beweringen, vragen die hier helemaal van toepassing zijn en die tegelijkertijd de “eeuwige vragen” zijn die de mensen altijd maar stellen. De vragen waarvan sommigen hebben beweerd dat ze overbodig zijn geworden, niet meer gesteld hoeven te worden, want ze zijn onbeantwoordbaar. En wie ze toch wil beantwoorden, die komt op het terrein van de zingeving en, wie weet, op dat van de religie en daar schijnt men enorm voor op te moeten passen.’
Vier vragen, eeuwige vragen die maar altijd gesteld worden, wie die, onbeantwoordbare vragen die men toch wil beantwoorden.
Gemeente! En U zult zeggen: ‘Mijnheer Pastoor, waarom al die vragen?’ Welnu, ik zal het U zeggen! Die vragen...
Ho! De rethorica mag niet meer zijn dan vervoermiddel voor gedachten. En het is heel normaal dat een dominee zijn zekerheden in werkzame taal vat, zonder herhalingen komt een preek bovendien nooit af Laat ik Marjoleine de Vos dus niet te veel prijzen voor haar toepassing van dit beproefde stijlmiddel, we mogen dat gewoon van haar verwachten. Voetje voor voetje stapstapt ze de trap op, maar het gaat om de vondst op de overloop.
Over de treden kan ik nog dit zeggen: ze zijn ingesmeerd met tranen en Engelse soap. Stel, er