Van narratieve inpoldering tot beoordelingsbeduchtheid
door Jaap van Heerden
Voor één ding heeft onze zorgzame samenleving ons niet kunnen behoeden en dat is het risico dat wij beoordeeld worden. Ik geloof niet dat wij in de huidige maatschappij door het schrappen van allerlei beschermende maatregelen de mensen aan grote fysieke en financiële risico 's blootstellen. Dat valt nogal mee, lijkt me. Maar door van de mensen meer eigen initiatief te vragen en door het bestrijden van de gemoedelijke lethargische sluimer door het obstinaat eisen van prestaties, is het risico om beoordeeld te worden groter dan een tijdje geleden. En dat vinden de meeste mensen niet leuk. Misschien ligt hier een metafysische weerzin aan ten grondslag, die niet zozeer betrekking heeft op de maatschappij als wel op het leven zelf. Je hebt om dit leven niet gevraagd, je kunt aanvaarden dat je aanwezigheid op deze minuscule planeet niets voorstelt en je beseft dat je binnen de maat van het universum zelfs niets betekent en toch word je beoordeeld op wat je van dit leven hebt gemaakt. Is het niet een teken van krankzinnigheid, dat wij ons in dit uitdijend heelal laten domineren door de vraag hoe wij de mensen van de straat kunnen houden en behoeden voor ledigheid? Wat resteert, is een vaag besef dat er eigenlijk geen toereikende reden is waarom wij het ons bij vlagen zo verschrikkelijk moeilijk maken.
Is het grootste risico dat men bij een beoordeling loopt niet de kans dat men verkeerd beoordeeld wordt? Je zou zeggen van wel. Toch zijn er mensen die volhouden dat in de foute beoordeling niet ons existentieel onbehagen besloten ligt. Het grootste risico dat wij lopen is, dat wij überhaupt beoordeeld worden, ongeacht hoe dat oordeel uitpakt. Zo'n oordeel moeten wij zien te vermijden, als dat menselijkerwijs al kan.
Elke beoordeling tast de uniciteit van de persoon aan. Dat geldt ook voor de zelfbeoordeling. Als u niet gelooft dat er mensen zijn die zo denken, moet u Het weerzinwekkende lot van de oude filosoof Socrates van Connie Palmen maar eens lezen. Socrates geeft toe aan de druk zichzelf te typeren en zich aan het publiek voor te stellen. Daarmee wordt hij een personage in een verhaal. Socrates, en eigenlijk ieder mens, maakt van zichzelf fictie, zodra hij zich attributen en karakteristieken toekent. Dat gaat ten koste van de authenticiteit van de persoon. Soms begrijp ik beter dan anders wat mensen à la Palmen nu zo dwars zit. Het is natuurlijk waar dat je toebedeeld wordt aan de klasse van roodharigen, zodra je jezelf roodharig noemt. Je bent daarmee gefixeerd, ingedeeld, opgeborgen, gevangen, in beton gevat, en je komt nooit meer los. Je persoonlijke uniciteit is verloren gegaan in zakelijke attributen. Door iets over jezelf of over een ander te zeggen begin je onvermijdelijk aan een verhaal, dat in zijn fatale afwikkeling de ongrijpbaarheid van de persoon tenietdoet door een vorm van narratieve inpoldering. Begin er dus nooit aan. Vermijd dat risico.
Je vindt deze wijze van redeneren ook bij Sartre. Het is bij hem niet het naamwoordelijk deel van het gezegde dat ons bedreigt, maar de blik van de ander. Zodra ik in diens perspectief opduik, word ik onder zijn blik tot ding onder de dingen. Ik verstijf en verhard tot object. Onder de oordelende blik van de ander kan ik worden ingedeeld bij de dikke, de lange, de corpulente of de kromlopende soortgenoot, waar de kijker ook weer schematische verwachtingen van heeft die passen bij de categorie waarin ik word geplaatst. Weliswaar kom ik door deze van ding onder de dingen ook tot zelfbewustzijn, maar het is beschamend dat ik daarvoor de blik van de ander behoef, die mijn argeloosheid vernietigt. Het oordeel, of het nu gunstig of ongunstig is, leidt altijd tot verlies aan vrijheid en uniciteit. Dat is het jammerlijke risico van het bestaan. Het vervelende aan dit soort filosofie is natuurlijk dat het onderscheid tussen een waarderend en vernietigend oordeel vervalt, want elk oordeel is rampzalig. En datzelfde geldt voor de blik. Elke blik is vernietigend. Dat is natuurlijk niet wat de meeste mensen bezighoudt. Gewone mensen, als ik