‘Daarvoor dank ik de jury’ sprak de winnaar
door Bastiaan Bommeljé
‘Gerechtigheid bestaat niet,’ sprak de gelauwerde als dankwoord, toen hij op maandag 12 mei voor zijn roman
De geruchten de Libris-prijs van
f 100.000,- in ontvangst nam uit handen van juryvoorzitter
W. Dik (voorzitter ban de Raad van bestuur van de
kpn). Hugo Claus had het eerder meegemaakt. Vanaf de Leo J. Krijnsprijs die hij in 1950 ontving voor
De Metsiers is hij onderscheiden met zowat alle literaire prijzen van de Lage Landen (inclusief de Grand Prix de
l'Humour noir in 1989 voor
De zwaardvis en de Prijs voor Meesterschap in 1994 voor zijn gehele oeuvre).
‘Deze eminente jury heeft beslist het slechtste van de zes boeken gekozen, en daar dank ik de jury voor,’ sprak de winnaar met een beleefde buiging naar zijn mede-genomineerden Margeriet de Moor, Wanda Reisel, Abdelkader Benali, J.J. Voskuil, en A.F. Th van der Heijden. Maar de jury van de Libris-prijs bleek echter zo eensgezind te zijn geweest dat er niet eens was gestemd.
De geruchten is een roman over de geheimzinnige verspreiding van een dodelijke ziekte in een klein dorp, maar het is niemand ontgaan dat hiermee de ontbinding van België, van de Belgische maatschappij en van de Belgische mens is bedoeld. Dit is niet Claus' eerste boek over dit thema, maar anders dan bij de jury (W. Dik, Graa Boomsma, Dick van Halsema, Monika van Paemel, Hanneke Wijgh) was van een eengezind oordeel onder de recensenten van De geruchten geen sprake.
Waar het jury-rapport repte van ‘een hoogtepunt in het toch al indrukwekkend oeuvre van de Vlaamse taalvirtuoos’, meende Hans Warren in de GPD-bladen dat het ging om ‘een volledig mislukt boek’.
Terwijl Hans Goedkoop in NRC Handelsblad betoogde dat ‘De geruchten een roman is waarin “de woorden ritselen van de poëzie”, betoogde Arjan Peters in de Volkskrant de stijl van het boek “overwacht hortend” is, terwijl Claus “de meligheid van een standwerker” tentoonspreidt. Goedkoop bleek daarentegen de overtuiging toegedaan dat het “de precisie” was waarmee de auteur zijn drama registreerde die het werk “indrukwekkend maakt, indringend en zelfs wijs”, maar Peters hield vol dat De geruchten “in onafgewerkte staat” verkeerde, een “afgeraffeld slot” had, terwijl in het algemeen “subtiliteit ontbreekt” en het schrijnende leed op een “goedkope manier is beschreven”.
Waar T. van Deel in Trouw vond dat het hier ging om een boek dat tegelijkertijd “keihard” en “lichtvoetig en ironisch-satirisch” was, schreef L. Oomen in het Algemeen Dagblad dat het “niet het meest overtuigende werk” van Claus was, in tal van opzichten een herhalingsoefening’ en dan ‘zeker niet op z'n subtielst’. Van Deel meen de dat taal in de roman ‘als altijd schitterend’ is, maar Oomen oordeelde dat een en ander ‘niet overtuigend’ was, en dat uit de ‘verbazingwekkende’ houding van de Libris-prijs jury ‘geen oordeel maar vooroordeel’ spreekt.
Anderzijds verkondigde Jos Borre in De Morgen dat wij ons mochten verheugen in ‘een betere Claus, die herinnert aan de romans uit zijn oeuvre die het langst in de herinnering zijn blijven sluimeren’, verklaarde Arnold Heumakers in NRC Handelsblad een gelijksoortige visie: ‘Dit boek is de eersta na Het verdriet van België die een waardige opvolger van Claus' magnum opus mag heten.’ Hans Warren dacht daar geheel anders over; die liet als diagnose afdrukken: ‘Het is duidelijk geworden dat het Claus ontbreekt aan aanleg om kluchtige romans te schrijven. Wat een pijnlijke vertoning...’ Hij repte van een roman die ‘karikaturaal’ en ‘stereotiep’ is: ‘Claus wil wel maar kan niet’. Warren's conclusie was duidelijk: ‘De neiging is groot om te zeggen: flauw, flauwer, Claus.’
Jan-Hendrik Bakker in de Haagsche Courant