Hollands Maandblad. Jaargang 1997 (590-601)(1997)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] Anton Korteweg Oor Van al wat er hoort bij een hoofd is het oor wel het zieligst orgaan. Het mocht vast als laatste nog meedoen, na oog, mond en neus. Maar vooraan was het vol al. Het hangt aan de kant en wacht en wordt steeds maar geraakt. Het oor kan helemaal niets. Het oor heeft volstrekt niets te willen. Het oor kan niet eens zich op slot doen. Het oor kan nooit eens niet horen waar het mee volgestort wordt. [pagina 55] [p. 55] Air-wick Alles wat ons niet bevalt, hebben we leren verjagen: donker en licht en stank, kou, honger, lastige vragen. Alleen - afgezien van de dood - gelul is een maatje te groot. Zo'n groen flesje Air-wick van vroeger: katoen aan een ijzeren kram dat je, naar gelang de hoeveelheid stank die je had te verdrijven, een stukje, of ver, uit de hals trok, zo'n flesje - je trekt aan de lont en 't gelul is, wil het of niet, zo lang jij het wilt verstomd. [pagina 56] [p. 56] Werkcoupé We moeten, zegt de ene heer met snor tegen de ander, ook al in gevechtspak, toegroeien naar elkaar, zo zie ik dat, langzaam voorzichtig proeven van elkaar, dat is het best, en buigt zich licht, haast lief, naar hem voorover vast. Ik hou beangst door zoveel liefde in een werkcoupé de adem in. We zijn al haast in Utrecht. [pagina 57] [p. 57] Fietsend Knalhard in de herfst schiet mijn voorband eikeltjes weg, lichten vlijtige liesjes op in een mistige tuin langs de Straatweg, terwijl in de lente mijn zoevende voorwiel merels verschrikt de berm in doet schuifelen en klonten scholieren in blauw uniform me bij de British School de weg versperren. In andere seizoenen doen zich op de fiets weer andere fenomenen voor. Zo zie ik 's winters in 't donker van De horsten 't stralend wit van wel vier vliegtuigen gelijk soms. Bij Het wedde waarschuwt voor gladde bruggetjes een mens 's morgens, als het geijzeld heeft, een ander mens. En 's zomers? 's Zomers is het altijd stoppen voor koeien op de weg van wei naar wisselwei bij het station van Voorschoten. Ook moet de groei van berenklauw, wat verderop, ontweken. Bij elke dag, los van het jaargetij, altijd dezelfde treinen, reigers en passanten steeds redelijk op dezelfde tijd en plaats, neem ik al dat gedoe van die seizoenen voor lief. Het gaat er immers in het echt veel sneller nog en rauwer ook aan toe. Vorige Volgende