| |
| |
| |
De wonderbaarlijke Doctor Syntax
Op zoek naar de vader van Prikkebeen
door Hans Heesen
De Engelse schrijver William Combe, Esq., werd in 1812 wereldberoemd met de humoristische roman-in-verzen Doctor Syntax' Tour in Search of the Picturesque. In 1820 en 1821 werd dit werk gevolgd door een tweede en derde ‘tour’ van Doctor Syntax: In Search of Consolation en In Search of a Wife. Hoewel deze boeken allang door niemand meer worden gelezen en de schrijver ervan zo diep in de vergetelheid is weggezakt dat hij een ideale toetssteen is om de reikwijdte van een literair naslagwerk te beoordelen (staat híj erin, dan heeft men zijn huiswerk gedaan), heeft Syntax één claim to fame: hij geldt als de vader van Rodolphe Töpffers Mr. Cryptogame, ofwel Prikkebeen.
Nu is Prikkebeen bekend genoeg, maar wie iets over zijn ‘vader’ te weten wil komen, loopt al snel vast. Zoiets als een Syntax-forschung bestaat niet. Tot voor kort bezat ik slechts één gehavend, in Amsterdam gevonden, exemplaar van Doctor Syntax - en de overtuiging dat dit boek alleszins het lezen waard is. En dat misschien niet zozeer om ‘de inhoud’ als wel om de montere toon die de schrijver meteen vanaf de openingsregels aanslaat:
De school was uit, de boeken opgeborgen,
En uitgeput van alle schoolse zorgen
Zeeg doctor Syntax neer in zijn fauteuil,
Genietend van de rust en heerlijk lui.
Zijn echtgenote, die was even bij een
Vriendin in 't dorp langs om wat te klappeien,
En ze vergunde haar gemaal aldus
Een allerzeldzaamst ogenblikje rust.
Maar wat heet rust? Reeds weldra werd zijn brein
Geplaagd door allerhande mijmerij'n.
Promotie? Ach, het was hem nooit beschoren,
De hoop erop had hij voorgoed verloren;
Hij moest zich dus wel schikken in zijn baan
Van schamel hulppriester, van kapelaan,
Wat hierop neerkwam dat hij elke week
Op zondag - toch een rustdag! - heel de streek
Door sjouwde met gezang, gebid, gepreek,
De vromen netjes prees, de zondaars maande,
Terwijl hij amper at (en dan nog staande);
Hier een begrafenis en daar een doop
Voltrok, of, voor wie nog vol goede hoop
En niet te zeer beducht was voor geruzie,
Een trouwpartij, een huwelijkse fusie.
Hij maakte deze barre tochten trouw,
In weer en wind, bij hitte en bij kou.
Maar met dit werk verdiende de vicaris
Per jaar slechts dertig ponden aan salaris!
Op zoek naar informatie over Syntax en zijn schepper, vond ik onlangs in Hastings, in een achterkamer van antiquariaat J&S Wilbraham (16 George Street), een fraai, in leer gebonden herdruk uit 1847 van de drie Syntax-avonturen. Deze editie bevatte als inleiding een uitvoerige biografische schets van William Combe van de hand van zekere John Camden Hotton.
Combe, valt in deze levensbeschrijving te lezen, publiceerde zijn hele oeuvre - meer dan honderd boeken en tweeduizend artikelen in kranten en tijdschriften - anoniem of onder pseudoniem, om elke indruk te vermijden dat hij, als heer van stand, zich professioneel met literatuur zou bezighouden. Hij werd geboren in 1741 in Bristol als zoon van een welvarend koopman, en genoot zijn opleiding in Eton en Oxford, waar hij meer opviel door zijn elegante verschijning en zijn dure smaak dan door zijn leergierigheid en studieijver. Hij maakte zijn studie dan ook niet af. Wel maakte hij, zoals het hoort, de Grand Tour. Drie jaar in Frankrijk en Italië. Daar ontmoette hij Laurence Sterne, op dat moment bezig aan zijn tweede tour, die zou resulteren in zijn A Sentimental Journey through France and Italy.
In 1766 was Combe terug in Engeland. Kort daarna stierf zijn oom, die alderman (wethou-
| |
| |
der/gemeenteraadslid) van Londen was. Combe erfde 16.000 pond, een fortuin in die tijd, werd procureur en leidde een verkwistend societyleven. Volgens de Bristol Observer was hij ‘een lange, knappe verschijning en elegant wetenschapsman met uiterst verfijnde manieren. Hij leidt een zeer weelderig leven en houdt er, hoewel vrijgezel, twee rijtuigen, diverse paarden en een uitgebreide hofhouding op na. Hij staat bekend als “graaf Combe”.’ Ook werd hij wel hertog Combe genoemd.
Na vier jaar fuiven was het geld op. Omdat hij zijn gigantische schulden niet kon voldoen, belandde hij in de King's Bench-gevangenis; een verblijf dat het grootste deel van zijn verdere leven duurde. Hij stierf in 1823.
De lotgevallen van de zonderlinge Doctor Syntax zijn zelfs in Britse antiquariaten maar mondjesmaat voorhanden. Toch verzamelde ik een aardige collectie, bestaande uit allerlei meer of minder bijzondere edities. De meest recente daarvan is de uitgave van Methuen uit 1903, die door de betere antiquaren minzaam wordt aangeduid als a reading copy, een eenvoudige uitgave dus.
De perikelen van de Doctor zijn ondertussen vermakelijk genoeg. In de aaneenrijging van tegenslagen die hij te verduren krijgt, betoont hij zich een ware nazaat van Don Quichot. Om zijn krappe kapelaansbeurs aan te vullen, heeft hij een kostschooltje aan huis. Maar ook daarmee rooit hij het niet. De belastingen worden ieder
| |
| |
jaar hoger, evenals de kosten van levensonderhoud, en zijn leerlingen zijn een stelletje ‘vuilnisvaten, / die liever vlees dan studieboeken vraten’, zodat hij amper de eindjes aan elkaar kan knopen. Ten einde zijn ellendige situatie te verbeteren verzint hij een plan, dat hij vol vuur aan zijn vrouw voorlegt:
Ik maak een GROTE REIS die ik te BOEKSTEL.
Je kent reeds het vermogen van mijn pen,
Ik zal nu echter ook gaan tekenen:
En mijn geïllustreerde reisverslag
Verkoop ik voor een vorstelijk bedrag;
De literaire waan van nu indachtig,
Maak ik het extra mooi en schilderachtig.
'k Zal doen wat zoveel schrijvers voor mij deden
En fraaie, flonkerende zinnen smeden.
Het reisschrijven is momenteel en vogue?
Welnu, mijn hartedief, dat kan ik ook!
Jawel, mijn lief, 'k zal slagen als poëet,
Zowaar... zowaar ik doctor Syntax heet!
De eerwaarde neemt afscheid van zijn ‘lieftallige’ echtgenote (‘Zij was een helleveeg, een albedil; / Eenieder moest zich voegen naar haar wil.’) en trekt er op zijn aftandse schimmel Grijsje op uit. De zangen die volgen beschrijven zijn avonturen. Hij bezoekt Londen, Oxford, Liverpool en tal van dorpen en gehuchten onderweg; hij verdwaalt, wordt beroofd en vastgebonden, verliest Grijsje, vindt haar terug, wordt afgezet in een herberg, zit achter een kamermeisje aan, ziet de woning van een gentleman aan voor een herberg, speelt viool voor een gezelschap boerendansers, leest voor uit zijn manuscript tot zijn hele gehoor in slaap valt enz. Al met al is het verhaal weinig wereldschokkend en, voor de lezer van nu, nogal obligaat. Het is echter de toon en het talent van Combe die het verhaal redt en ook nu nog leesbaar maakt, die ervoor zorgt dat je met de arme Syntax meeleeft.
Er bestaat een Combe-biografie, geschreven door Harlan W. Hamilton, professor aan de Case Western Reserve University in Cleveland. Dit boek is al sinds jaren niet meer te krijgen, maar in een klein antiquariaat (Lloyd's Bookshop, 27 High Street) in het kleine dorpje Wingham vond ik een exemplaar. Deze 340 bladzijden dikke biografie, uitgegeven door Chatto & Windus, dateert van 1969 en is, zo blijkt, de eerste (en laatste) levensbeschrijving van Combe sinds die van John Camden Hotton uit 1847. In de tussenliggende periode van ruim honderdtwintig jaar is er klaarblijkelijk niemand in het leven van Combe geïnteresseerd geweest.
Het lezen van Hamiltons Doctor Syntax; A Silhouette of William Combe, Esq.; Hackwriter, satirist, comic poet, Rowlandson's collaborator, Editor of The Times, when not in prison for debt, raconteur, life-long enigma: his adventures and misadventures, zoals de volledige titel in goed picareske traditie luidt, is een bijzonder grappige bezigheid. Niet omdat Hamilton zo geestig schrijft, maar omdat van Hottons eerdere levensbeschrijving zo ongeveer niets blijkt te kloppen.
William Combe werd noch in Bristol, noch in 1741 geboren. Zijn vader was géén welvarend koopman. Zijn oom de alderman was níet zijn oom en liet hem géén 16.000 pond na. Combe heeft nooit in Oxford gestudeerd, ook al dachten al zijn vrienden van wel. Hij was géén procureur, heeft níet drie jaar door Europa gereisd en bezuiden Parijs is hij nooit geweest. Evenmin was hij van adel. Wél publiceerde hij anoniem of onder pseudoniem. Maar dat deed hij niet omdat hij een heer van stand was, maar om geen slapende schuldeisers wakker te maken. Want die schulden, dat klopte wel.
William Combe mag zonder twijfel een van de schimmigste figuren uit de Engelse literatuurgeschiedenis heten. Zijn geheel zelfverzonnen achtergrond, de honderden sterke verhalen die hij over zichzelf verkondigde, alles werd zo overtuigend gebracht dat iedereen hem geloofde. Zijn eerste biograaf Hotton valt in deze weinig te verwijten. Combe was een en al mystificatie. Als er een wedstrijd snoeven en fabuleren gehouden kon worden tussen ‘graaf’ Combe en Baron van Münchhausen, zou de laatste het nog knap moeilijk krijgen.
De Syntax-avonturen danken hun ontstaan aan de aquatintdruk die toentertijd erg in trek was. Om de publicatie in boekvorm van deze fraaie, handgekleurde prenten te rechtvaardigen, werd er ‘broodtekst’ aan toegevoegd. De handelaar in prenten, kunstenaarsbenodigdheden en kunstboeken annex uitgever Rudolph Ackermann (1764-1834) zocht iets wat een groot publiek zou aanspreken. Thomas Rowlandson (1756-1827), de om zijn satirische prenten bekende tekenaar, had wel een idee. Hij wilde ‘een serie tekeningen maken over een personage dat zonder al te veel nadenken belachelijk kon worden gemaakt’. Naar het voorbeeld van de sketching traveller en auteur van picturesque tours William Gulpin, wiens boeken toen verkochten bij de vleet.
| |
| |
Rowlandson besprak de kwestie met de acteur John Bannister, en die zou toen geroepen hebben: ‘Ik heb het! Je moet je een held voorstellen die vel over been is, een pedante oude kwast met een schuithoed op, met een pony, tekengerei en prullaria, en hem in netelige situaties brengen waar reizigers zich vaak in bevinden: obscure taveernes, tweede- en derderangs herbergen, dieven, galgen, dolle stieren enzovoort.’ Rowlandson zou daarop meteen aan het tekenen zijn geslagen.
Nu moest Ackermann alleen nog een schrijver vinden om de tekst bij Rowlandsons prenten te verzorgen. Toevallig hoefde hij vanuit zijn kantoor aan de Strand slechts de eerste brug over de Theems over te lopen om bij nr. 2 in het State House of the Bench te komen: het gevangenisadres van William Combe, broodschrijver. Combe zou zeker thuis zijn, want wegens zijn schulden mocht hij het gevangenisterrein niet af. Combe, tegen de zeventig al, zei ja. En zo ontstond in Ackermanns Poetical Magazine in afleveringen The Schoolmaster's Tour, de eerste versie van het latere Syntax-avontuur.
Syntax is het resultaat van een zakelijke samenwerking die bij mijn weten in de literatuurgeschiedenis enig in haar soort is. Cervantes en Swift schreven hun Don Quichot en Gulliver's Travels niet bij de gravures van respectievelijk Doré en Grandville (al kan men zich moeilijk meer een editie zónder hun prenten voorstellen), maar Combe schreef zijn Syntax wel bij de prenten van Rowlandson.
Combe zegt over deze samenwerking in de aanbiedingstekst voor de eerste boekuitgave: ‘Ik belastte me met het vervaardigen van metrische illustraties bij de prenten waarmee Mr. Ackermann zijn Poetical Magazine opluisterde. Die prenten, was mij verteld, zouden een reeks vormen, en mij werd voorgesteld er een verhaal bij te maken. Dientengevolge werd mij iedere maand een ets of een tekening toegestuurd, waarbij ik een zeker aantal bladzijden in verzen schreef, waarin, uiteraard, het onderwerp van de prent een rol speelde; de rest hing af van wat mijn verbeelding kon fourneren. Toen ik de eerste prent kreeg toegestuurd, wist ik niet wat het onderwerp van de tweede zou zijn; en op deze manier ging de tekenaar verder met tekenen en ik met schrijven, twee jaar lang iedere maand, tot er een werk van tegen de tienduizend regels was vervaardigd, zonder dat de tekenaar en de schrijver onderling communiceerden of iets van elkaar wisten.’
De tijdschriftversie heb ik nooit onder ogen gehad, maar we mogen aannemen dat zij tamelijk gebrekkig was. Combe zelf was er in elk geval nier tevreden over, want voor de eerste boekuitgave reviseerde hij de tekst grondig, en voor de tweede druk nam hij de tekst opnieuw flink onder handen. Ackermann bracht The Tour of Doctor Syntax in Search of the Picturesque; A Poem in twee edities op de markt: één met illustraties en één zonder.
De zonderlinge avonturen van de kapelaanleraar Syntax werden in korte tijd razend populair, en niet alleen in Engeland. Er verschenen vertalingen in het Deens (Doctor Syntaxes Reise efter det Maleriske, 1820), het Frans (Le Don quichotte Romantique, ou voyage du Docteur Syntaxe, à la recherche du pittoresque et du romantique, 1821) en het Duits (Des Doktor Syntax Reise, 1822) - maar merkwaardig genoeg bestaat er geen Nederlandse Syntax, terwijl er met figuren als J.J.L. ten Kate, J.J.A. Goeverneur (vertaler van Prikkebeen), Johannes Kneppelhout, Mark Prager Lindo alias de oude heer Smits (in Londen geboren nota bene) en Gerrit van de Linde alias de Schoolmeester (die in Londen overleed), toch genoeg capabele vertalers voorhanden waren.
Tevens verschenen er niet minder dan twaalf imitaties. Om er enkele te noemen: The Life of Napoleon, a Hudibrastic Poem in fifteen cantos, by Doctor Syntax, met illustraties van Cruikshank (1815); The Adventures of Doctor Comicus or the frolicks of fortune. A comic satirical poem for the squeamish and the queer. In twelve cantos, by a modern Syntax (1815); The Tour of Doctor Syntax through London, or the pleasures and miseries of the metropolis (1820); Doctor Syntax in Paris or a tour in search of the grotesque (1820); The Tour of Doctor Prosody, in search of the antique and picturesque, through Scotland, the Hebrides, the Orkney and Shetland Isles (1821). Zelfs Rowlandson zelf werkte mee aan een tweetal imitaties: The Military Adventures of Johnny Newcome (1815) en The Grand Master, or adventures of Qui Hi in Hindostan (1815).
Net als Münchhausen werd Doctor Syntax gezien als een vogelvrije creatie, waarmee andere schrijvers en kunstenaars naar believen aan de haal konden gaan. (Auteursrecht bestond in die tijd niet.) Zoals gezegd, in één geval heeft die ‘navolging’ geleid tot een werk dat het origineel
| |
| |
overtrof. Het betreft de Histoire de Monsieur Cryptogame (1845) van de Franstalige Zwitser Rodolphe Töpffer (1799-1847), over wie Goethe jubelde dat hij ‘Original durch und durch’ was. In haar nawoord bij Gerrit Komrijs ‘vertaling’ van dit boek onder de titel De zonderlinge avonturen van Primus Prikkebeen (Loeb & Van der Velden, 1980) schrijft Dirkje Kuik: ‘...de grote laat-18de-eeuwse karikaturisten Gillray, Rowlandson, Cruikshank waren Töpffers voorbeelden. In het bijzonder geldt dat voor een serie tekenboeken ontworpen door Rowlandson: De avonturen van doktor Syntax op zoek naar het pittoreske, op zoek naar een vrouw etc., waarbij de dichter Combe verzen pleegde. Ze verschenen zo tussen 1812 en 1821, kregen veel belangstelling en Töpffer heeft ze beslist gekend, is er door geïnspireerd.’
Ook dr F.K.H. Kossmann erkent de voorbeeldfunctie die Syntax op Töpffer heeft gehad. In zijn monografie Rodolphe Töpffer; Leven en werk van den Zwitserschen burger en kunstenaar, die de geschiedenis van Mijnheer Prikkebeen bedacht (Ad. Donker, 1946) kent hij dat voorbeeld echter bitter weinig kwaliteit toe: ‘Deze doctor was een schepping van den teekenaar Thomas Rowlandson [...], waaraan William Combe, een 70-jarige pamflet-dichter en journalist, telkens eenige bladzijden vlot berijmd gebabbel toevoegde.’
Doctor Syntax verscheen in een periode waarin het pittoreske een discussiepunt was onder de Engelse kunstenaars: in hoeverre mocht je de werkelijkheid verfraaien? Een van degenen die er uitgesproken standpunten over innamen was de reeds genoemde William Gilpin. Gilpins standpunt was het volgende: ‘We dienen altijd te bedenken dat de natuur ten zeerste tekortschiet in haar compositie en dientengevolge een handje geholpen moet worden.’ Hij schilderde daarom nooit ‘letterlijk’ naar de natuur, en zijn lezers beklaagden zich erover dat ze de plekjes die hij in zijn boeken toonde niet konden vinden. ‘Ik neem volkomen de vrijheid,’ rechtvaardigde Gilpin zich, ‘om de voorgrond naar eigen inzicht in te vullen, zij het met inachtneming van de analogie van het landschap. Ik ontwortel hier een boom en plant hem daar. Ik verklein een heuveltje of maak het juist groter. Ik verwijder een stuk omheining, een huis, een muur, of welk verwijderbaar voorwerp dan ook dat mij niet aanstaat.’ En de op die manier ontstane schets, was Gilpins credo, ‘behoudt meer het karakter van het landschap dan het werkelijke landschap’.
Met dit soort theorieën wisten Combe en Rowlandson wel raad. In de mond van doctor Syntax worden ze tot in het absurde doorgevoerd. Een voorbeeld. Syntax is hopeloos verdwaald op de hei en stuit op een vervallen richtingwijzer, waarop tot zijn ontreddering niets meer te lezen is. Hij zet zich neder om zich te beraden op de impasse waarin hij zich bevindt en meteen een wijle uit te rusten. Maar hij haalt al snel zijn tekenspullen voor den dag, want:
[...] tijd is geld, dus zal ik mijn talent
Voor tekenen eens scherpen aan een prent
Van die onnutte wijzer, want waarachtig
Hij dient geen doel, maar is wel schilderachtig,
Zoals hij hier, vervallen als hij is,
Omwoekerd staat in deze wildernis.
En wacht! Die ezels daar zet ik erbij.
Dat mag, als kunstenaar staat dat je vrij.
Juist ja, heel aardig én niet onbegaafd.
En als ik nu die poel waar Grijs zich laaft
Er ook eens bij zet - even zien; ja, hier -,
Maar dan als dartel stromende rivier?
Dit saaie stuk verander ik dan vlug
In een ravijn, en hier maak ik een brug.
Ik doe als alle landschaptekenaars
En lap het realisme aan mijn laars,
Voeg toe wat mooi is en de aandacht trekt;
Het gaat uiteindelijk om het effect.
Wat romantiek verhoogt de esthetiek,
En desondanks oogt alles authentiek.
De dichterlijke vrijheid is een recht,
Waar elke kunstenaar terecht aan hecht.
Méér dan een recht, zeg ik, het is een plicht
Voor wie het landschap na aan 't harte ligt.
Geen enkel kunstenaar wordt ooit geeerd
Omdat hij de Natuur braaf kopiëert;
Slaafs kopiëerwerk, dat is geen prestatie,
Geen kunst: het gaat om de interpretatie
Van wat je ziet. Want kunst is potverdrie
Een uiting toch van onze fantasie!
'k Vervaardigde dus juist op eigen wijze
Een origineel ‘Landschap met richtingwijzer’.
De lezer krijgt allerlei bijzonder pittoreske taferelen voorgeschoteld. Het schilderachtigst is en blijft echter de doctor zelf. Syntax werd een begrip. Er kwamen Syntax-hoeden op de markt, Syntax-wandelstokken, Syntax-snuifdozen, Syntax-porselein. Men vond het kennelijk leuk zich uit te dossen als Syntax. Maar, schreef Jane Aus-
| |
| |
ten (in een brief van 12 maart 1814): ‘Ik heb in Londen nog niemand gezien met zo'n lange kin als Dr. Syntax.’
De Syntax-rage hield onvoorstelbaar lang aan. Herdruk op herdruk verscheen. Er kwamen twee vervolgdelen. Pocketedities zagen het licht. In 1838 bracht Ackermann een editie van het eerste verhaal met nieuwe illustraties van Alfred Crowquill (Alfred Henry Forrester) en vanaf 1848 verschenen de boeken ook bij andere uitgevers. In 1880 nog werd het eerste deel in Amerika gratis verspreid door Warner's Proprietary Medicine Company in Chicago. De laatst verschenen editie is bij mijn weten die van Methuen, van begin deze eeuw, in de reeks The Illustrated Pocket Library of Plain and Coloured Books.
In de laatste zang van de derde Tour liet Combe Syntax sterven, in de hoop daarmee voorgoed van zijn personage verlost te zijn. Want hij was hem zat. De uitgever dacht daar anders over, en reeds in 1822, één jaar na Syntax' verscheiden, lag The History of Johnny Quae Genus in de winkel, ondergetiteld The little foundling of the late Doctor Syntax. ‘A poem,’ werd er voor alle zekerheid maar bij vermeld, ‘by the author of the three tours.’ En ook Rowlandson deed weer mee ‘met vierentwintig gekleurde etsen’. Maar zoals The Son of Frankenstein, The Son of Dracula, The Son of Captain Blood, The Son of Spartacus en al die andere filmzonen het niet haalden bij hun voorgangers, kon ook Johnny Quae Genus niet op tegen zijn succesvolle pleegvader.
| |
| |
De kleine vondeling beleefde maar één avontuur. Op 19 juni 1823 meldde The Sun dat Combe ‘deze morgen, in zijn woning aan de Lambeth Road, op tweeëntachtigjarige leeftijd’ was overleden. De Sun-verslaggever in zijn necrologie van Combe: ‘Een biografie van Mr. Coombe [er waren verschillende schrijfwijzen in omloop] zou, mits onbevooroordeeld geschreven, bijzonder leerzaam en onderhoudend zijn; maar degenen wiens literaire bijdragen daar interessant materiaal voor zouden kunnen verschaffen, zijn waarschijnlijk, net als hijzelf, reeds ten grave gedragen.’
Dat was maar al te waar. Combe had zijn uitgever een autobiografie beloofd, maar daarvan, of van iets wat er op leek, bleek na zijn dood geen letter op papier te staan. Het zou ook onlogisch zijn geweest, want Combe had er nu juist zijn leven lang voor gezorgd dat zijn ware levensverhaal onzichtbaar bleef achter een sluier van mystificaties. ‘De reden voor ons bezoek,’ schrijft ene John Timbs nadat hij Combe in 1822 had opgezocht, ‘was enkele biografische bijzonderheden van Mr. Combe te krijgen; maar hij weigerde botweg aan ons verzoek te voldoen en voegde eraan toe dat hij zijn eigen levensverhaal wel zou schrijven, om dat na te laten aan de wereld. Wij zijn ons er niet bewust van dat hij zulks gedaan heeft.’
Veelzeggend en illustratief voor Combes gespannen relatie met waarheid en werkelijkheid is een dagboekaantekening van zekere Dr Samuel Parr. Robinson: ‘Gegeten bij Walter. Ontmoette er de oude Coombe. Hij leek niet veranderd te zijn door zijn lange verblijf in de King's Bench en was bijzonder geestig & voorkomend. Hij loog niet zoveel als anders.’
Ontdaan van alle evidente leugens ziet ‘het ware levensverhaal’ van William Combe er als volgt uit. Hij kwam ter wereld in Londen, op 25 maart 1742, als zoon van een ijzerhandelaar, die met de dochter van een koopman in producten uit West-Indië was getrouwd en zo een bruidsschat van 10.000 pond in de wacht had gesleept. Desondanks was het een gewoon middle-class gezin uit het Cheapside-district. Behalve een vrouw met geld had pa Combe ook een vermogende compagnon in de persoon van William Alexander, die vanaf 1753 alderman van Londen was. Het is niet ondenkbaar dat William het onwettige kind is van deze compagnon.
Toen Combe zes jaar was stierf zijn moeder, waarna grootmoeder Combes (met een s) de zorgen van zijn opvoeding op zich nam. Zij woonde in Harmondsworth, acht mijl van Eton, waar William kort voor zijn elfde verjaardag naar toe ging. En daar, tussen de upper-class jongens, moet het hem in zijn bol zijn geslagen. Hij wilde niets meer van zijn middle-class achtergrond weten en begon zich als een gentleman te gedragen.
Op zijn vijftiende waren al zijn familieleden overleden. William Alexander werd voogd en wist de jonge Combe een lidmaatschap te bezorgen van de Inner Temple, een juridische instelling die zowel opleiding als sociëteit was. Men kon er voortreffelijk eten, en dat was dan ook het voornaamste wat Combe er deed. In 1762 stierf ook Alexander, die William 2.000 pond (heel wat minder dan de 16.000 van Hotton dus, maar nog altijd een aanzienlijk bedrag) naliet, met de restrictie dat deze er tot zijn 24ste niet aan mocht komen. Een jaar later werd Combe 21 en kreeg hij de beschikking over de erfenis van zijn vader, een bedrag van 2.500 pond.
Combe reisde af naar het vasteland van Europa. Zijn Grand Tour duurde zes maanden, die hij voor het grootste deel in Parijs doorbracht. Hij raakte er bevriend met Laurence Sterne. Een vriendschap die zou leiden tot twee publicaties: Letters Supposed to Have Been Written by Yorick and Eliza uit 1779 en Original Letters of the Late Reverend Mr Laurence Sterne uit 1788. (Beide werken werden een plaag voor Sterne-vorsers, omdat het gedeeltelijk mystificaties waren; Combe had ook enkele originele brieven van Sterne opgenomen.)
Vierentwintig geworden joeg Combe in grootse stijl de erfenis van zijn voogd Alexander erdoor. Hij bewoog zich in de hoogste kringen. Een incident uit deze periode is karakteristiek voor Combe, en nier alleen omdat, als altijd, de getuigenissen elkaar tegenspreken. Het was in de zomer van 1769. Of in de herfst. Volgens Horace Walpole vond het plaats tijdens een souper in de zaal van Almack's in King Street. Volgens Thomas Campbell was de plaats van handeling de Coterie, een sociëteit in Albemarle Street. En volgens Samuel Rogers gebeurde het in een niet nader genoemd kuuroord. Hoe dan ook, de drie hoofdrolspelers waren Lady Archer, een schoonheid die faam verwierf door het excessieve gebruik van rouge, Thomas Lyttelton, later bekend als de ‘Wicked’ Lord, en ‘hertog’ Combe.
Combe en Lady Archer zitten vrolijk te keuvelen, als Lyttelton binnen komt wankelen, een
| |
| |
glas wijn in de hand en al danig boven zijn theewater. De dronkaard gaat vlak voor Lady Archer staan, gaapt haar enige tijd ongegeneerd aan en begint haar dan te overstelpen met beledigingen. Hij vergelijkt haar met rouge bepoederde wangen met de kleuren van ‘een bezopen pauw’. Als Lady Archer uiting geeft aan haar verontwaardiging, gooit hij zijn glas wijn in haar gezicht. In de consternatie die volgt blijft alleen de geheelonthouder Combe kalm. Hij stapt op Lyttelton af, zegt: ‘My Lord, ik vat deze belediging op als zijnde voor mij bestemd, aangezien u niet zo grof kunt zijn haar tot een vrouw te richten,’ en daagt hem uit tot een duel. Beweerde Walpole. Volgens Rogers schopte Combe Lyttelton gewoon de trap af. Hoe dan ook, het incident verwekte een schandaal. Lyttelton vluchtte hals over kop naar Frankrijk, en Combe werd, als beschermer der vrouwen, de held van Londen.
En toen was het plotseling over en uit. Het geld was op. Combe verdween geruisloos, zonder een spoor na te laten. Vier jaar lang werd hij - zo werd althans beweerd, want niemand baseerde zich op eigen waarneming; het was allemaal van horen zeggen - nu eens hier, dan weer daar gezien. Als landloper. Als kelner. Als soldaat. Van voornoemde Thomas Campbell komt het verhaal - dat Hotton ook noemt - dat een oude so- | |
| |
ciety-kennis Combe in Wolverhampton tegen het lijf liep toen hij daar als soldaat na een lange dagmars moe en vuil over straat liep:
‘Is it possible, Combe, that you can bear this condition?’
‘Fiddlesticks! - [korte pauze waarin de voormalige hertog een snuifje neemt] - A philosopher can bear anything.’
In 1773 kwam er een eind aan Combes ellende, toen hij een baantje als schrijver/ghostwriter/redacteur op een uitgeverij kreeg. Twee jaar later keerde hij terug naar Londen, waar hij allengs weer hoop begon te koesteren op een rentree in de kringen van de nobility. Onverwachts deed zich daartoe een prachtige kans voor. Zijn voormalige klasgenoot in Eton de burggraaf Beauchamp, telg uit het illustere Hertford-geslacht, wilde gaan trouwen en moest daarom af van een lastige maîtresse. Een penibel parket, en of zijn goede oude vriend Combe hem niet wil helpen? Natuurlijk wilde Combe dat wel. Hij trouwde met Beauchamps maïtresse, in ruil voor een jaarlijkse toelage van 300 pond van zijn vriend de burggraaf. Maar Beauchamp kwam zijn belofte niet na. Integendeel, hij deed alsof hij Combe niet kende en meed hem, omdat Combe te veel van hem wist.
Combe verviel algauw weer in schulden en verdween in de bak. Daar werd hij echter, als inmiddels erkend en gewaardeerd vakman, door menig uitgever van werk voorzien. Onder meer door John Walters. Wakers had ook nog geld van Combe tegoed en de beste manier, meende hij, om dat ooit terug te krijgen was de schuldenaar er weer bovenop te helpen. Nu had Walters werk zat, want hij was net met een nieuwe krant begonnen: de Daily Universal Register, drie jaar later omgedoopt tot The Times. Combe werd, vanuit de gevangenis, hoofdredacteur en de drijvende kracht achter de krant.
In totaal zou hij drie keer in de King's Bench belanden, telkens wegens schulden. Toen hij in 1812, na de verschijning van Doctor Syntax, op 70-jarige leeftijd eindelijk voorgoed uit de bajes werd ontslagen, bleef hij op zijn gevangenisadres wonen. Voor de zekerheid, zeg maar. En dat was nog niet zo gek bekeken, want een vierde periode in de gevangenis bleef hem waarschijnlijk voornamelijk bespaard doordat hij voor het zover kwam stierf.
Zijn nalatenschap bestond uit een flinke bibliotheek en nog flinkere schulden. Geld om zijn begrafenis te bekostigen was er niet, maar uitgever Ackermann sprong bij. Combe werd begraven in de Church of St George-the-Martyr, pal tegenover de King's Bench. Een steen kreeg hij niet; die kon er klaarblijkelijk niet van af. Om zijn schulden althans gedeeltelijk af te kunnen lossen kwam Combes bibliotheek onder de hamer bij Saunder's.
Dit was toevalligerwijs hetzelfde veilinghuis als waar Doctor Syntax in avontuur ii zijn boek met avontuur i te koop aangeboden ziet worden. Dat is mooi, denkt Syntax: nu kan hij zien hoeveel men zijn boek waard vindt. Het bieden begint, en hij zit er genoegzaam knikkend bij, zeer in zijn nopjes over het almaar stijgende bod. Tot hij in de gaten krijgt dat hij vanwege zijn enthousiaste knikken door de veilingmeester óók als een gegadigde koper wordt gezien en zelf degene is die de prijs opdrijft. Maar dan is het al te laat, en is de doctor zelf tegen een gigantische som, de eigenaar van zijn eigen boek geworden. Eén troost heeft hij echter: het is geen weggegooid geld - hij heeft er een mooi boek voor.
|
|