| |
| |
| |
De adem van een hoer
door Martin Bril
Aan de rand van Zwolle was nog een motel open. Het was vier uur, nacht. Beck had geen benzine meer. Hij was bovendien dronken. Dat hij het tot hier had gehaald. God bestond. Op de achterbank lag een meisje te slapen. Ze heette Bibi. Dat had ze tenminste gezegd. Bibi was een hoer die hij in Utrecht had opgepikt, in een hotel waar ze was afgeleverd door Irene, Beck's ex. In de verlichte hal van het hotel stond een man met een bezem peinzend hun kant op te kijken. Beck trok zijn handen van het stuur. Het was nat. De motor van de oude Volvo sloeg schokkend af. In de stilte die volgde, hoorde hij Bibi zacht snurken. Hijzelf hijgde. Hij had een koude neus.
Hij staarde naar de man met de bezem. De man keek terug, onbevreesd voor de ogen die vanuit de donkere auto op hem waren gericht. Hij stond erbij alsof hij ieder moment kon gaan zwaaien. Beck draaide zich om en schudde Bibi voorzichtig wakker.
‘Doe voorzichtig,’ had Irene gezegd, ‘dit is Bibi, ze is nieuw.’ Hij had liever Irene gehad, maar die tijd was voorbij. Bibi droeg een zwarte lakjas, kort, strak om haar middel dichtgeknoopt, zwarte kousen, een zwarte baret. Ze had rood haar. Ze lachte verlegen. Dat deed het 'em. Irene wist dat hij niet op rood viel. Vooral niet op rood schaamhaar, dat rossige dat hem aan pluizig touw deed denken. Maar Bibi's lach deed het 'em. Geen echte redhead waarschijnlijk. Een volle mond, dat was een goed teken. ‘Kom binnen Bibi,’ zei hij. ‘Tot later,’ zei Irene, terwijl ze zich omdraaide en de lange gang in liep. Het was één uur. Het hotel was uitgestorven. ‘Hé Ireen,’ riep Beck toen ze bijna bij de lift was. Ze draaide zich om. ‘Heb je wat te snuiven?’ Irene wees naar Bibi. ‘Dank je schat.’ ‘Veel plezier Beck,’ zei Irene toen de liftdeuren achter haar dichtschoven.
‘Eerst de zaken,’ zei Bibi toen ze in de kamer waren. ‘Tuurlijk,’ zei Beck, ‘doe je jas maar uit.’ Hij vroeg zich af of Irene beneden in de lobby ging zitten wachten tot ze klaar waren. Bibi opende haar tas. ‘Master of Visa?’ ‘Visa.’ Beck hurkte bij de minibar. ‘Wat wil je drinken?’ ‘Hoe lang?’ ‘Weet ik niet.’ Hij trok een blikje bier open. ‘Wat denk je?’ ‘Ligt er aan,’ zei Bibi, ‘waar heb je zin in?’ Hij dacht na, dronk. Keek in de minibar. ‘Nergens in. Drinken. Praten. In bad zitten. Lachen. We zien wel. Wat drink je Bibi?’ ‘Een spaatje graag, ik heb dorst.’ Ze keek puzzelend op hem neer. Ze lachtte. Maar een beetje onzeker. Rommelde in haar tas. Beck kwam overeind. ‘Geen champagne?’ Hij had de fles al in zijn hand. ‘Straks.’ Ze deed een stap achteruit. Het apparaat voor de creditcards opeens zwaar in haar hand. ‘Hoe lang wil je dat ik blijf?’ vroeg ze nog een keer. ‘In ieder geval tot morgenochtend,’ mompelde Beck, terwijl hij op het bed ging liggen, ‘ik word niet graag alleen wakker.’ Bibi keek op haar horloge. Haar jas kraakte. ‘Twee ruggen voor de hele nacht. Zullen we dat maar doen?’ ‘Dat is goed schat,’ zei Beck, ‘maar doe eerst die jas uit.’ Bibi grijnsde, maar ze deed 'em uit. Ze droeg een rood, kort jurkje. Haar tepels stonden stijf in de dunne stof.
Een uur later verlieten ze Utrecht.
*
De straten van Emmeloord waren aardedonker. Beck kende de stad uit zijn jeugd. Het centrum, de kerktoren, het hotel op het plein. Toen hij het eindelijk gevonden
| |
| |
had, bleek het gesloten. Vanuit de auto keken ze naar het donkere gebouw. ‘Vergeet het maar,’ zei Bibi. Beck deed de motor uit. Hij had geen flauw idee wat hij hier deed. Emmeloord. Misschien was het wel niet zo'n goed idee. Wat was het idee eigenlijk? Hij kon het zich niet herinneren. Hij deed de deur open en stapte uit. Hij wankelde, greep zich vast aan het dak van de auto. ‘Shit,’ mompelde hij, en tegen beter weten begon hij naar het donkere hotel te lopen. Het was meer strompelen. In zijn rug voelde hij Bibi's ogen. Hij kon zich vergissen natuurlijk, maar hij hoopte dat ze zorgzaam stonden. Misschien dat er een glans overheen lag, iets nats. Hij kreeg er heimwee van. Opeens was hij kwaad. De laatste meters naar de ingang maakte hij snelheid. Niet dat hij wist wat hij deed, maar de energie was er. Zijn benen sprongen onder hem weg. Zijn laarzen dreunden tegen het glas van de deuren. Ergens bovenin het hotel ging licht aan. Hij hoorde Bibi iets roepen. Zag in een flits haar rode haar wapperend uit de auto hangen. Er ging een steek door hem heen. Hij trapte tegen de deuren tot ergens een sirene begon te gillen. ‘Beck!’ gilde Bibi. Hij holde naar de auto. Aan de gevel van het hotel knipperden oranje zwaailichten. Het had iets feestelijks. ‘Idioot,’ lachte Bibi toen ze wegreden. Ze klonk hysterisch. ‘Klootzakken,’ zei Beck, maar wie hij bedoelde, wist hij niet.
Halverwege Emmeloord, ze waren de stad lukraak uitgereden en waren op een smalle, kaarsrechte polderweg terechtgekomen, zag hij op het dashboard een rood lampje branden. De benzine. Hij minderde vaart, draaide een zandpad op, stopte. ‘Wat is er?’ vroeg Bibi, alarm in haar stem. Beck keek haar aan. Hij wilde haar slaan en omhelzen. Ze had zich diep verschanst in haar jas en rilde. Haar gezicht was een fletse vlek. ‘De benzine. Ik ga even kijken of ik reserve bij me heb. Maak jij even een snuif, okay?’ Bibi knikte. Hij stapte uit, liep om de auto heen, opende de kofferbak en wist terwijl het deksel omhoog veerde dat hij net zo goed niet had kunnen stoppen. Natuurlijk stond er geen jerrycan achterin. Dat was meer iets voor zijn vader. De wind blies tranen in zijn ogen. Hij sloeg de klep dicht. Haalde diep adem. Waar waren ze? Hij keek naar de lucht, maar behalve wolken was er niets te zien.
Uiteindelijk kwamen ze bij een bord waar Kampen op stond. Het bord stond erbij als een bord in een oude oorlog. Scheef in modder, haastig geplant. 1000 kilometer naar Berlijn, een steenworp naar Kampen. Het rode lampje op het dasboard leek de hele auto te verlichten. Af en toe keek Beck naar de vrouw naast hem. Ze staarde strak voor zich uit. En rookte. Van Kampen naar Zwolle was veertien kilometer. De enige benzinepomp die ze tegenkwamen was geheel verlicht, maar gesloten. Ze stopten voor een nieuwe snuif en een blikje cola uit een automaat. Bibi wilde op de achterbank liggen. Ze viel in slaap toen aan de horizon de gouden koepel opdook die een slapende stad overkapt.
De motor stotterde toen hij het parkeerterrein van het Mercure Motel opdraaide. In de verlichte hal achter de ingang zag hij een man in een wit overhemd staan. Hij had een bezem in zijn hand.
‘En nu?’ vroeg Bibi toen ze in hun kamer waren. Ze trok haar jas uit, schopte haar schoenen uit en liep naar de badkamer zonder op zijn antwoord te wachten. Beck kroop op het bed en duwde zijn gezicht in de kussens. Hij wilde kotsen. ‘We gaan in bad,’ hoorde hij Bibi in de verte zeggen. Het leek verdomd alsof zijn hoer aan de slag ging. Water klaterde. De minibar ging open, flessen rinkelden, cellofaan werd opengescheurd. Hij durfde niet op te kijken. ‘Ik heb honger,’ zei Bibi, ‘jij ook?’ Hij keek op. Ze had een zak pinda's in haar hand. ‘Kom op jongen,’ smakte ze, ‘we gaan lekker in bad.’ Ze hielp hem overeind en ondersteunde hem naar de badkamer. Hij schaamde zich toen hij zichzelf in de spiegel zag. Bibi duwde hem zachtjes neer op het deksel van de wc en begon hem uit te kleden. Haar bewegingen waren efficiënt. Ze hadden niets met hem te maken. Ze stelden hem gerust. Haar handen die zijn overhemd openknoopten, zijn hemd over zijn hoofd trokken, de manier waarop ze hurkte bij zijn schoenen. De sokken die ze van zijn voeten stroopte. Hij
| |
| |
legde zijn hand op haar hoofd. Toen hij iets wilde zeggen, schoten hem geen woorden te binnen. Er kwam alleen een geluid uit. Soort van snik. Hij had dorst. Ze hielp hem het bad in. Gleed toen zelf uit haar jurk, uit ondergoed, kousen, jarretelles. Ze lachte, haar handen nu zekere, zachte magneten die langs haar eigen naakte lichaam gleden. Buik, heupen, benen. Ze danste de badkamer uit om de minibar te plunderen. Haar billen waren rond en stevig als van een jongen.
Voor hij later in slaap viel, zag hij zijn hand op haar hoofd liggen. Verderop was Bibi hem vergeefs aan het pijpen. Hij was een man, zij iemands dochter. Het laatste wat hij dacht was dat ze misschien wel van hem hield. Daarna was hij weg.
*
‘Beck, ik heb niet de goede kleren bij me,’ zei Bibi toen ze de volgende dag weg moesten, ‘ik kan toch niet een beetje als hoer door dat domme gat gaan lopen terwijl jij zit te vergaderen?’ Hij haalde zijn schouders op. Hij had haar uitgelegd wat de bedoeling was. Ze moesten terug naar Emmeloord. Hij had daar een afspraak. Die duurde hooguit een uur. Bibi moest zich maar even vermaken. Ze kon niet in de auto blijven zitten wachten. Daarna konden ze doen waar ze zin in hadden. Maar Bibi wilde naar huis. Of hij haar dan op de trein moest zetten? Ze keek hem kwaad aan. ‘Dan bel ik met Irene,’ zei ze. Beck ging pissen. ‘Wat maak je me nou schat,’ kraakte even later de stem van Irene in zijn oor. Bibi zat op de rand van het bed. Haar pumps bungelden aan haar voeten. Irene klonk fris als altijd. ‘Wat doe je daar? Waar zat je ook alweer?’ ‘Zwolle.’ ‘Wat gebeurt er in Zwolle?’ ‘Geen idee. Niets. Ik moet naar Emmeloord.’ Hij hoorde Irene nadenken. ‘Uhuh,’ zei ze toen, alsof Emmeloord een heel vanzelfsprekend reisdoel was. ‘Ik moet werken,’ zei Beck. Het klonk onverwachts laf. Irene reageerde onmiddellijk. ‘Werken? In Emmeloord?’ ‘Tsja,’ mompelde Beck. Hij kon het zelf ook maar moeilijk geloven dat hij in Emmeloord ging werken. ‘Kom op Beck, je weet dat ik je graag mag,’ ratelde Irene nu, ‘maar je kunt er niet zomaar met mijn meisjes vandoor...’ Daar had hij nog niet eens aan gedacht. Het was een mogelijkheid, zij het niet met Bibi, die was er te slim voor. Had ie beter Ursula mee kunnen nemen. Die kwam uit Polen en wilde de wereld zien. Daarna dacht hij aan zijn moeder die de wereld nog nooit had gezien. Hij moest nodig eens bij haar langs. ‘Beck?’ Irene in de verte. Paniek. Alsof ze bang was hem kwijt te raken. Op dat moment voelde hij de mond van Bibi in zijn
andere oor. Ze blies warme lucht naar binnen. Haar tong draaide een rondje. Ze knabbelde aan zijn oorlel. Hij vroeg zich af waaraan ze had kunnen zien dat hij haar nodig had. ‘Ik ben er nog,’ zei hij hees. ‘Ik hoor het ja,’ lachte Irene. Bibi sloeg haar armen om zijn middel. Ze had haar jas aan. Het lak kraakte, haar nagels sloeg ze in zijn navel. ‘Dus daarom moeten we naar Emmeloord,’ zei Beck. ‘Listen schat, ik check nu je credit bij Visa en je rekent met Bibi alvast twee ruggen af en dan zien we wel wat we doen als jullie terugkomen, okay? Blijf even hangen. Of nee, geef Bibi maar weer.’ Beck gaf de telefoon aan Bibi, maar niet zonder haar eerst op de mond te hebben gezoend. Ze smaakte naar drank en slaap, en in de verte hard en bitter naar cocaïne, maar haar tong was nat en glibberig, en de zoen kwam van de grond. Zijn hart bonsde ervan. Bibi maakte zich los, pakte de telefoon. ‘Jaaah?’ Beck liep naar de minibar en dronk het laatste blikje bier leeg. ‘Tuurlijk,’ lachte Bibi in de telefoon, ‘ik bel je nog vandaag, okay?’ Irene zei iets waar Bibi van bloosde. Toen hing ze op. Beck draaide zich snel om en keek naar buiten. De zon scheen zo hard over de weilanden dat hij zijn ogen dicht moest knijpen.
‘Vertel eens Beck, wat doe je eigenlijk voor werk?’ informeerde Bibi voorzichtig toen ze naar Emmeloord reden. Ze maakte zich op in het spiegeltje van haar zonneklep. Het was heet in de auto. Rechts glinsterde tussen de bomen af en toe de IJssel. ‘Ik schrijf,’ zei Beck en dat was de waarheid waar hij het liefst geen woord aan
| |
| |
toe zou voegen. ‘Goh,’ zei Bibi en ze keek hem even vluchtig aan, haar ogen omlijst door lange wimpers bestrooid met klontjes mascara. ‘Ja. Goh. Zeg dat wel,’ zei Beck. ‘Wat schrijf je dan? Boeken?’ ‘Ik ben copywriter.’ Bibi draaide zich naar hem toe. Hij miste de begeerte in haar ogen niet. ‘Maar ik ben aan lager wal,’ vervolgde Beck monter. Bibi zweeg. Ze schoof heen en weer in haar stoel. Hij keek opzij. Ze wriemelde aan haar borsten. ‘Wat is er?’ ‘Ze zitten niet zo lekker. Ze hebben het koud,’ zei Bibi. ‘Als we in Emmeloord zijn, kun je een trui en een spijkerbroek kopen, en gympen als je wilt,’ zei Beek. Hij wierp een blik in zijn achteruitkijkspiegel, zag eventjes zijn eigen oog, rood van het bloed, en slingerde toen het stuur naar links om een vrachtwagen in te halen. In de verte stak de toren van Emmeloord stomp de hemel in.
Aan lager wal had hij gezegd. Hij had zin in een snuif. Vijf jaar geleden had hij nog drie ton schoon mee naar huis genomen. Pakken van Armani, een Alfa onder zijn reet. Alles pico bello. Hij was de artistieke jongen van het bureau, hij won een
| |
| |
lamp, hij zat de helft van de tijd in Miami en Cannes. Het werk schudde ie uit zijn mouw. Hij had een grote bek, de mooiste meiden. Toen was ie voor zichzelf begonnen, met Ruud, zijn art-director, en een paar huppelkutjes voor traffic en de telefoon. Het liep meteen als een tierelier. Het probleem was alleen dat Ruud dronk. Na een half jaar had ie een acute leveraandoening. Terwijl hij in het ziekenhuis lag, werd zijn dochtertje door een koerier geschept, op slag dood. Ruud gaf zichzelf de schuld, en zwoer dat hij nooit meer een voet in de reclame zou zetten. Beck stond er alleen voor. Om hem heen gebeurde dingen die hij pas veel te laat in de gaten had. Ruud mocht dan zichzelf de schuld geven, andere mensen gaven Beck de schuld van Ruuds problemen. Hij had Ruud nooit mee mogen slepen. Krijg de klere, dacht Beck en hij werkte zo hard door dat het hem ontging dat zijn vriendin Bruni het met een ander hield. Van de ene op de andere dag was ze vertrokken. Beck zette een paginagrote advertentie in Adformatie. Dat nu iedereen zijn zin had. Zijn compagnon wilde niet meer met hem praten, laat staan werken, en zijn vrouw was er vandoor met een ander, was de business nu tevreden? Misschien wel. Maar Beck de Koning zouden ze er niet onder krijgen. De naam zegt het al. Dat was de payoff. Op het jaarlijkse gala van de branche werd hij bij de ingang opgewacht door twee kleerkasten die hem vertelden dat hij niet welkom was. Toen hij stampei maakte, grepen ze hem vast. Toen hij om zich heen begon te trappen, sleepten ze hem aan zijn haar naar zijn auto. Hij diende een aanklacht in tegen de organisatie, maar trok die later schielijk terug toen bleek dat ze video-opnames hadden van zijn aankomst bij het gala. Duidelijk was te zien hoe dronken hij was. Starnakel. Ondertussen had hij Irene leren kennen. Zij was de eerste hoer die hij ooit bestelde en waarschijnlijk ook de eerste die voor een klant viel. Ze was alleen maar gekomen, omdat ze even geen meisjes oproepbaar had
toen hij belde en hij klonk alsof hij behoorlijk wat te verteren had. Beck was toen al goed aan de coke. Een grammetje per dag, meer als hij het druk had. Hij werd helemaal gek van Irene. De eerste twee weken van hun relatie moest hij haar iedere keer betalen. Toen gaf ze zich gewonnen. Ze was verliefd geworden, ze trok bij hem in. Na drie maanden was het voorbij toen ze weer een avond zonder meisjes zat en geld meende te horen aan de andere kant van de lijn. Beck ging nog meer snuiven. Hij verspeelde zijn grootste klant, en twee andere accounts, hij ontsloeg zijn personeel en verloor zijn kantoor aan de bank. Zijn eigen appartement veranderde in een puinhoop. En op een dag werd hij wakker met niets te doen, geen plan, geen plek om heen te gaan, geen vriend om te bellen, geen vrouw om troost bij te zoeken. Hij was terug bij af. Hij hield het nog driekwart jaar vol met zijn geld, maar toen was het voorbij. Vervolgens belde hij zijn Rolodex leeg. Niemand had een baan voor hem, als ze hem al te woord wilden staan. Hij was mislukt.
‘De naam zegt het al,’ giechelde Bibi, ‘goeie hoor.’ ‘Vind je?’ ‘Ja. Beck de Koning. De naam zegt het al. Grappig.’ ‘Vonden anderen niet. Beck met de grote bek.’ Ze keek hem aan. Hij ontweek haar blik. Haar jurk was te hoog opgekropen. Ze had een ladder in haar kous. Ze reden Emmeloord binnen, het plein op waar het hotel lag. Beck parkeerde de auto achter een snackbar. ‘Vindt je het erg om overnieuw te beginnen?’ Bibi zat op haar knieën om haar jas van de achterbank te pakken. Een reepje van haar billen stak onder haar slip uit. De vraag verraste hem. ‘Ik weet het niet,’ zei Beck toen langzaam, ‘soms wel, soms niet.’ ‘Wil je een snuif?’ vroeg ze toen. ‘Yep. Een snelle.’ Hij pakte zijn portefeuille en gaf haar vier briefjes van honderd voor wat kleren. ‘Dat is genoeg joh,’ zei ze toen hij er nog een zocht, ‘in zo'n gat als dit kun je toch niks krijgen.’ Ze legde de lijnen op het spiegeltje van haar make-up-etui en nam zelf de eerste.
Beck was een half uur te laat. Hij was liever een half uur te vroeg geweest, dan had hij nog iets kunnen eten. Nu speelde zijn maag op. En de coke maakte zijn mond droog en langzaam. Zijn voeten jeukten, zijn rug zweette. Hij was zich van
| |
| |
al deze ongemakken, zijn lul die verkeerd zat, altijd extra bewust als hij zaken moest doen. En wat voor zaken. Hij had een afspraak met een meneer Timmer die door de telefoon bruusk, wereldvreemd, maar desondanks pijnlijk slim en zuinig had geklonken. Timmer importeerde tractoren uit Duitsland, de beste van Europa zoals hij zei, maar hij kon ze aan de straatstenen niet kwijt, nou ja, niet aan boeren in ieder geval, en wie anders moest je een trekker in de maag splitsen? En die mochten er weer niet mee op straat, had Beck gemompeld. Daar was meneer Timmer een tijd stil van. Beck wist dat de man aarzelde. Hij probeerde zijn fout te herstellen. Hij had het publiciteitsmateriaal van meneer Timmer gezien, zijn folders en advertenties, en hij had een idee waardoor het beter zou kunnen werken, meer effect zou sorteren. Dat wilde hij alleen voorleggen, misschien dat ze dan tot zaken konden komen. ‘Baat het niet, dan schaadt het niet,’ bromde Timmer en ze maakten een afspraak voor over twee weken, in Emmeloord, want daar was Timmer dan toch, voor een beurs, en wie weet. Daarna had hij abrupt opgehangen, niet wetend dat hij Beck in
| |
| |
vertwijfeling achterliet. Het was ook nogal wat, om vanuit het niets bedrijven te attenderen op eenvoudige dingen die ze in hun communicatie met beoogde klanten konden verbeteren. Sommige ideeën en voorstellen lanceerde hij al in zijn eerste brief, een prachtige partij glossy drukwerk waar de klant in spe mee kon doen wat hij wilde. Maar als ze hem belden voor een afspraak, ging de meter lopen, dat was het idee. Meneer Timmer was de tweede die belde. Becks eerste klant was een krokettenfabrikant uit Elburg geweest die zulke onnozele reclame maakte in de vakbladen voor het cafetariawezen dat het geen wonder was dat de man ten einde raad klonk toen hij opbelde nadat hij Becks gratis adviezen had ontvangen. Hij wilde graag een complete restyling van zijn advertentionele presentatie in de vakpers, en met pijn en moeite lukte het Beek de man tien ruggen lichter te maken. Nu was de beurt aan de trekkers van meneer Timmer. De tweede klant uit een mailing van twintig. Het was een begin, maar daar was het dan ook wel mee gezegd. Pathetisch eigenlijk.
‘U bent laat,’ zei Timmer toen hij opstond en een reusachtige hand uitstak. ‘Mijn excuses,’ zei Beck die onmiddellijk de hand schudde, hij sprong er zowat naartoe. ‘Maar het was ontzettend druk op de weg. Ik stond al bij Hilversum in de file.’ ‘Mmm,’ zei Timmer die bleef staan en in de verte tuurde. Toen hij een vet fluitje tussen zijn dikke lippen produceerde, wist Beck dat mans blik op Bibi rustte die het plein overstak in de richting van de winkelpromenade. Opgelucht ging hij zitten. Zijn handen trilden. Timmer wenkte een ober en ging ook zitten. ‘Koffie?’ ‘Graag. En een spaatje.’ Timmer keek hem onderzoekend aan. Beck keek terug. Zijn klant zag er gezond uit, een jaar of vijftig, rode wangen, blauwe neus, een blauw pak. Een dikke zegelring te strak aan zijn linkerpink. Geen trouwring. Vet haar, iets te lang in de nek. Manchetten van het witte overhemd net een tikje te geel. Een harde, zuinige man. ‘Meneer De Koning,’ begon Timmer. Hij sprak op de luide toon die bij mensen hoort die er niet mee zitten dat ze de baas zijn. ‘Om een lang verhaal kort te maken. Ik heb u vanochtend op uw kantoor proberen te bereiken, maar u was er niet. Ik moet helaas afzien van uw diensten.’ Beck schoot in de lach. Hij had geen kantoor. Om te beginnen. De koffie arriveerde. ‘Het spijt me,’ zei Timmer en hij parkeerde drie suikerklontjes in zijn koffie. Iets in zijn stem maakte Beck alert. Er was iets aan de hand dat niets met hem te maken had. Voor hij de man een klootzak ging vinden, moest hij weten wat er was gebeurd. Hij keek Timmer strak aan. De man nam een slok van zijn koffie, keek Beck vrijmoedig aan. ‘Ik heb mijn zaak gisteren verkocht. Ik ga naar Florida,’ zei hij toen met een brede grijns. ‘Sorry.’ ‘U heeft groot gelijk,’ zei Beck, en hij hoorde zichzelf lachen en hij meende het. Timmer was verlost.
‘Ik kon het niet meer aan. U moet rekenen, ik doe dit al dertig jaar, ik heb een aardig centje verdiend, en ik had er opeens genoeg van.’ ‘Gefeliciteerd.’ ‘Dank u. Sportief van u. Kan ik uw reiskosten dan op zijn minst vergoeden, en de uren die u in de file heeft gestaan?’ Beck aarzelde. ‘Maar u moet mij wel beloven dat u bij uw volgende klant wat representatiever overkomt, accoord?’
‘Hoeveel?’ ‘Vijf meier.’ ‘Moet je daar helemaal voor naar Emmeloord?’ ‘En jij? Heb je nog wat terug?’ ‘Nee. De broek was honderdtwintig, de trui drie geeltjes en de schoenen waren 169 nog wat. Hier heb je de bonnen. Voor het wisselgeld heb ik wat lekkers gekocht.’ ‘Heb ik toch mooi honderd piek verdiend.’ Bibi sloeg haar armen om zijn hals, wipte omhoog op haar nieuwe hagelwitte Nikes en kuste hem op de mond. ‘Goed gedaan jochie,’ giechelde ze.
‘Jij bent een rare,’ zei Bibi. Ze reden richting Urk, omdat ze zin had in gerookte paling, daar had ze goeie herinneringen aan. ‘Ik moet om je lachen. Gek is dat. Met de meeste klanten lach je nooit. En je wilt ook niks, dat is ook zoiets. Of komt dat nog?’ Ze keek naar hem, het deed zeer aan zijn wangen. ‘Je doet waar je zin in hebt. Raar.’ ‘Jij toch ook,’ zei Beek. ‘Uhuh,’ reageerde ze langzaam, ‘nu wel ja. Ik vind het gezellig. En ik heb het niet koud meer. Ik voel me beter in deze kleren. Of vind je me niet sexy meer nou?’ Hij lachte. ‘Nee natuurlijk. Doe je dit wel vaker?’ ‘Wat?’
| |
| |
‘Gewoon met meisjes van Irene wat door het land rijden.’ ‘Nee. Nooit.’ ‘Waarom nu dan? Met mij?’ ‘Geen idee. Ik vind je leuk.’ Hij keek haar aan. De groene coltrui die ze had gekocht stond haar goed. Gezond. Alsof ze nu echt bij de polder hoorde. Hij kon zich plotseling een Hollandse jeugd bij haar voorstellen, een schoolplein, een brommer, een vriendje, souldansen op feestjes in garages, een vader en moeder, een zus, een broer die rechten had gestudeerd. Ze kon zo'n meisje zijn dat in een ploegje leeftijdgenoten bij de aanvang van hun eerste studiejaar met rood beschilderde gezichten schunnige liederen zong op het Spui. Maar de waarheid was natuurlijk dat hij niet eens wist hoe oud ze was.
Ze reden Urk binnen, en hij parkeerde aan de haven. Ze stapten uit. Er lagen een paar oude kotters voor de kade. Op de afslag waren mannen aan het werk. Overal stonk het naar vis. Een grote troep meeuwen dwarrelde gillend tussen de boten en loodsen. Er stond een scherpe, koude wind. Beek sperde zijn mond wijdopen om er zoveel mogelijk van te vangen. Het sneed naar binnen, droogde zijn mond en keel
| |
| |
en tong nog verder uit, maar de misselijkheid verdween toen de frisse lucht in zijn maag arriveerde. Hij verlangde heftig naar speeksel, een mond vol, een rochel. ‘Ik ben hier nog nooit geweest,’ zei Bibi terwijl ze haar arm in de zijne haakte en tegen hem aan schurkte. Ze liepen langs de kade. Zwegen. Af en toe zag Beck vanuit een ooghoek vitrage bewegen in de kleine huisjes boven op de dijk. Een oude hand die de melkwitte stof aan de kant schuierde voor een nieuwsgierige blik van tussen de planten. Hij gunde het de mensen. Er was toch niets aan hem en Bibi te zien. Ze konden verloofd zijn, verliefd, getrouwd, een jong stel met kinderen en problemen die ze nu tijdens een korte wandeling bespraken, een man en een vrouw met te hoge lasten en te grote dromen, hij degene met de kop in de wind, zij de werkelijkheid, beide voeten via grote gympen stevig op de grond.
‘Ik doe dit werk nu twee jaar,’ vertelde Bibi. Ze stak een sigaret op en keek het café-restaurant rond. Ze waren de enige gasten. Ze zaten aan een ver tafeltje bij het raam. ‘En het voelt vandaag alsof ik het al jaren niet meer heb gedaan.’ Ze nam een lange trek van haar sigaret en blies de rook in een lange pluim zijn kant op. ‘Dat komt door jou. Mafkees. Begrijp je me?’ Beck keek haar aan. Ergens achter de bar klonk een toilet dat werd doorgetrokken. Een serveerster verscheen in beeld. Ze knikte naar hen, terwijl ze haar handen afdroogde aan een geblokte theedoek. Toen kwam ze hun kant op. Bibi zweeg en rookte. Beck bestelde twee keer gerookte paling, toast, bier, water, tomatensap, een glas vodka, een portie augurken. ‘En een glaasje witte wijn,’ zei Bibi, ‘droge, heeft u dat?’ ‘Tuurlijk mevrouw,’ zei de serveerster zonder van haar blocnote op te kijken. Ze slofte weer weg, en verdween door een klapdeur. Even later schalde er hard een radio door de zaak. ‘Ik begrijp je niet,’ zei Beck. Bibi maakte haar sigaret uit. Ze was zo iemand die dat deed door haar halfopgerookte sigaret verticaal boven de asbak te houden en dan vinnig uit te duwen, met korte stootjes. Typisch iemand die niet veel rookt, dacht Beck. ‘Wat ik zeggen wilde,’ begon Bibi, en ze keek hem recht en ernstig aan, ‘is dat ik me mijn werk niet meer kan herinneren. Ik voel me los van mezelf. Heel maf. Ook wel lekker hoor. Misschien komt het ook wel door die kleren. Maar het heeft ook iets engs. Dat je niet precies weet wie je bent, of wie je ook alweer was en helemaal geen benul hebt van wat er allemaal kan gaan gebeuren.’ Beek dacht na. ‘Wat zou je willen dat er gebeurde?’ vroeg hij toen. Terwijl hij het vroeg, voelde hij hoe hij haar blik ontweek. Ze schoot in een schelle lach. Hij rilde. Zij keek vlug naar buiten. De serveerster arriveerde met hun
drankjes. Buiten gleed een kotter door het beeld. In de stuurhut stond een man met een muts die zwaaide naar een kind dat fietste op de dijk.
Het vet van de gerookte paling dat langs haar kin liep maakte haar onweerstaanbaar. Ze had haar wijn niet aangeraakt en dronk nu bier. Ze at met een geilmakende gretigheid. Hoe ze de glazen bier in twee slokken leegdronk, ontroerde hem. Hij zat erbij en keek ernaar. Zelf hield hij het op tomatensap met vodka. Vanachter haar bar volgde de serveerster hun consumptiepatroon met misprijzende blik. Toen Bibi klaar was, eindelijk, boerde ze, en ook dat klopte. Voor Beck was er iets veranderd wat hij niet onder woorden kon brengen.
‘Waar gaan we heen?’ vroeg ze toen ze bij de auto stonden, hij aan de ene kant, zij aan de andere kant, het dak glimmend tussen hen in, alsof de wereld voor hen klaar lag. Toen ze Beck zag aarzelen, trok ze boos haar portier open. ‘Naar Amsterdam,’ antwoordde hij een kwartier later toen ze de snelweg opdraaiden. ‘Dat dacht ik al,’ zei Bibi. Bits.
‘Laten we neuken,’ zei hij zonder haar aan te kijken toen de eerste afslag van Lelystad opdoemde. ‘Aha. Het is zo ver,’ antwoordde Bibi. Beck twijfelde, haalde een vrachtwagen in, verloor de afslag uit het oog, stuurde zijn auto abrupt naar rechts, de vrachtwagen loeide, en flitste rakelings langs de witte pijl die naar beneden wees de afslag af. ‘Jezus man, pas op!’ gilde Bibi. ‘Sorry,’ zei Beck.
‘Wat zoeken we?’ vroeg Bibi toen ze een half uur onderweg waren naar niets. ‘Een
| |
| |
hotel,’ zei Beck, ‘wat dacht jij dan?’ ‘Je kunt me ook gewoon op de achterbank neuken hoor,’ antwoordde Bibi. Hij kon haar wel slaan.
De hotelkamer keek uit op een winkelcentrum. Een Etos. Een hakkenbar. Een V&D. Een Bruna. Een Gall & Gall. Een sportzaak. Af en toe knetterde een jongen op een brommer over het veel te grote plein dat een fontein omringde. De fontein deed het niet. Twee moeders met kinderwagens zaten op een bankje. De ene slurpte aan een milkshake van de Febo. Beek keek op hen neer. Zijn ogen gloeiden in zijn gezicht. Voor het eerst sinds hij gisteren uit Amsterdam was vertrokken, realiseerde hij zich dat hij dronken was, en stoned, en misschien nog wel erger. In ieder geval was hij fout bezig. ‘Kom nou Beek,’ fluisterde Bibi achter hem. Hij draaide zich om. Ze lag naakt op het bed. Het sprei was zalmkleurig. Haar schaamhaar zwart, een mooi recht streepje. Ze rookte. Haar tepels hadden zich verschanst in hun borsten. Kippenvel, en vage stoppels in haar oksels. Ze kwam langzaam overeind, hem tegemoet, terwijl hij voetje voor voetje de meters die het raam scheidden van het bed overbrugde. Het leek alsof het uren duurde. Toen stond hij aan het bed. En zij zat op haar knieën. Ze sloeg haar armen om hem heen, liet zich achterover vallen en trok hem mee, over haar heen. Het gebeurde in vertraging. Ze rook naar paling, parfum, en sex die nog moest komen. Beek deed niets. Ze rolde hem zo dat ze hem snel uit kon kleden. Ze was nog niet eens aan zijn onderbroek toe of hij had al een erectie. Zijn ballen brandden. Zijn ogen ook. ‘Hoe wil je het?’ vroeg Bibi, haar mond vlak bij zijn gezicht. ‘Gewoon,’ zei Beck. ‘Gewoon,’ herhaalde Bibi en ze draaide zich op haar rug, spreidde haar benen, stak ze de lucht in, greep ze bij de enkels en wachtte. Hij kwam klaar.
‘Beek toch...’ Irene lachte. ‘Ja, sorry schat,’ zei Beck terug, zonder te weten waarvoor hij zich verontschuldigde. ‘Is Bibi daar ook?’ ‘Ze staat onder de douche.’ ‘Je kan nog duizend piek verder op die Visa,’ zei Irene, ‘Gisteren heb je drie afgerekend, vanochtend twee. Het is nu vijf uur. Hoe laat ben je terug? Bibi moet vanavond werken.’ ‘Ik geef haar alles. Als ik haar tot morgen...’ ‘Beck...’ Hij wist wat ze wilde gaan zeggen. ‘Maak je geen zorgen schat, ze is morgen terug. Ik betaal het je later cash. Okay?’ ‘Vraag of ze me even belt, goed?’ Hij knikte, maar zei niets en hing op. Hij was nat van het zweet.
‘Ik heb altijd voor m'n vriend gewerkt.’ Bibi lag op de achterbank. Het was donker. Ze waren onderweg naar Amsterdam. Hij had haar niet verteld dat hij haar voor nog een nacht had. Ze reeg haar woorden monotoon aan elkaar. Meer voor zichzelf dan voor hem, om de aanloop te begrijpen naar de omstandigheden waaronder ze zich nu bevond. Het verhaal kon alleen bestaan als ze het vertelde. ‘Hij dealde ook, met twee neefjes van hem. Ze hadden een perfect systeem. Met brommers. Ze kwamen het bij de klant thuis brengen. Coke. Pillen. Heroïne als je wilde. Maar goed. Mijn vriend kickte erop dat ik de hoer speelde. Een chique hoer dan hé. Hij kende weer iemand, een of andere Henk, en die had een escortbedrijf. Daar moest ik gaan werken. Ik deed het nog ook. Mijn vriend, Johnny heettie, die kickte erop. Ik was gek op die gozer. Ik deed alles voor hem. Als ik 's nachts door drie Arabieren was platgeneukt, maakte Johnny me 's ochtends klaar als ik thuiskwam. Hij bracht me ook vaak naar de klanten, weet je wel. Dan moest ik hem in de auto bellen als het allemaal okay was. Eén keer was het foute boel, maar die man had niet in de gaten dat we een soort code gebruikten. Echt een enge kerel, en stomdronken. Agressief. Binnen twee minuten stormde Johnny de kamer binnen, dwars door de deur heen, zoals in de film. Het was in het Mariott. Hij schopte die man volkomen verrot. Het bloed spoot eruit. Vreselijk. Gruwelijk. En daarna heeft ie geneukt waar die man bij was. Die lag half bewusteloos vastgebonden aan de poten van het tv-meubel. Toen had ik al zoiets dat er misschien iets mis was met Johnny. Maar ik was gek op die gozer. Een half jaar later werd ie gepakt met z'n handel. Hij zit nu vast. Alles wat ik verdiende, moest ik aan hem geven. Of beter gezegd, dat deed die Henk.’ Hij hoorde
| |
| |
haar een sigaret opsteken. ‘Toen kwam ik Irene tegen. Ik kende haar wel, en ook wel meisjes van haar, en die zei dat ik voor haar kon komen werken. Ik kon goed verdienen. Alles was veilig, en er waren geen kerels bij de business betrokken. Dat doe ik dus nu. Een maandje of wat. Leuke vrouw, Irene. Een stuk ook.’ ‘Wat deed je hiervoor?’ Beck kon het niet laten. ‘Studeren. Sociologie.’ ‘Afgemaakt?’ ‘Tuurlijk niet. Hoe oud schat je me?’ ‘Midden twintig.’ ‘Vijfentwintig. Nee. Niet afgemaakt. Ik was een kraker vroeger, kun je je dat voorstellen? Leren jack, hanenkam.’ ‘Jawel.’ ‘Ik niet meer. Zoals vanmiddag toen ik me niet meer kon herinneren dat ik de hoer moest spelen.’ ‘Voor mij hoef je niets te spelen.’ ‘Dat zou je wel willen Beck,’ zei Bibi, plotseling vlak bij zijn oor. Hij knikte van ja en ze beet in zijn nek.
Ze wilde eruit bij het eerste café over de Utrechtsebrug. Ze was woedend. Haar ogen fonkelden. Haar rug was die van een kat, ondanks de trui en spijkerbroek, en ze liep ook alsof ze alweer op pumps was. Ze moest en zou met Irene bellen. Ze voelde zich genaaid dat zij met z'n tweeën nog een nacht hadden afgesproken. Misschien had zij wel andere plannen. Beck klampte zich vast aan het woord misschien. Aan de andere kant maakte hij zich zorgen over de tas met haar spullen die ze met zich meenam het café in. Er zat niets anders op dan te wachten. Het duurde lang. Hij viel bijna in slaap. Toen vloog plotseling het portier van de auto open. Bibi plofte op de stoel naast hem. Ze had haar rode jurk weer aan, de zwarte lakjas eroverheen, open, de zwarte baret precieus scheef op haar rode krullen. Ze keek hem aan. ‘Klootzak,’ zei ze. ‘Okay,’ antwoordde Beck, ‘waar wil je heen?’ ‘Met jou mee,’ zei Bibi en ze kruiste haar benen waarbij het nylon dat haar vlees omvatte zachtjes knetterde. ‘Wat een gek ben jij zeg. Irene zegt dat je alleen maar met me wilt slapen.’ ‘Klopt,’ zei Beck, ‘waar zullen we dat doen?’ ‘Maakt mij niet uit,’ lachte Bibi, ‘maar eerst patat bij Barbarella,’ zei Bibi, ‘en daarna een goeie snuif. Goed?’ ‘Jij bent de baas,’ zei Beck. ‘Zo is het,’ lachte Bibi, en alles wat met sex en passie te maken had, gleed met die lach uit haar lichaam. Ze was thuis.
Ze sliep in zijn armen. Beck lag wakker. Ergens tikte iets dat hem aan een meter herinnerde. Hij dacht aan zijn geld dat op was. Zijn hoer snurkte. Morgen zou ze van iemand anders zijn. Hij kon haar wakker maken en neuken zo lang en zo hard hij maar wilde. Hij kon haar vernederen, in haar reet nemen, over haar heen pissen, haar laten stikken in zijn lul. Het enige wat hij niet kon was haar behouden. Hij wist ook niet eens of hij dat wilde. Hij kende haar niet eens. Terwijl de duisternis bezit van hem nam, vroeg hij zich af wat hij dan van haar zou willen weten, wat absoluut noodzakelijk was om haar liefde te winnen. Er schoot hem niets te binnen, behalve zelfbeklag dat hij vervloekte. Hij dacht aan zijn moeder die hij snel eens moest opzoeken. Aan Ruud met wie hij het nooit meer goed kon maken. Aan Bruni die inmiddels twee kinderen had. Aan Bibi die misschien wel niet eens Bibi heette en die nog niet zo lang geleden met een hanenkam liep. Aan meneer Timmer die naar Florida ging. Aan Irene die iedere leugen die hij haar ooit had verteld altijd meteen had doorzien. Aan een leven dat nergens heen ging en waar hij zich met de dag minder van herinnerde. Hij drukte Bibi tegen zich aan. Haar adem rook nog steeds naar paling, en naar patat en aardbeienmilkshakes van Barbarella.
|
|