Hollands Maandblad. Jaargang 1997 (590-601)(1997)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] [Gedichten] Naseizoen door Co Woudsma Hoog in het hotel, hoog in de nacht, met links de lege zee en rechts het stadje, door dit perspectief ontvolkt, bestel ik kip, vers van het strand, voor jou een zeehert. Dan een schrijn met flessen wilde zwijn: ‘Ik zou de duurste nemen als u mij was,’ zegt de ober met een goedgekozen Frans accent. Zo simpel kon geluk zijn als hier verder nog wat mensen zaten, was niet elke kamer vrij, verdwenen wij niet, vrolijk door likeur, in een lift- loze schacht, misprijzend nagekeken. [pagina 26] [p. 26] De theetuin Volmaakte vorm: een ronde bol, daarin het eiland, boordevol met groene en benoemde struiken, ontworteld, klaar om te gebruiken. Venus van Milo, Donald Duck, verbonden in versteend geluk. Met blauw of roze gemerkte schapen, die blatend waken, grazend slapen. De trap, de dijk op, zie de Vecht, de weidse einders lijken echt. De wolkenwitte schommeljongen is van zijn vaartuig afgesprongen. 't Is tijd: de meisjes brengen thee en mango's uit de stille zee. Er liggen stenen om te bouwen, 't is tijd: de meisjes willen trouwen. Je zegt elkaar beschroomd gedag en vraagt dan of je huwen mag. Dat mag. Strijkage en vrijage plakken je vast in de collage: de schepping krijgt enorm veel zin, je kijkt heel diep de hemel in. Een kleutertje is licht te tillen, de tandem op, ‘zit op je billen!’ Dan fiets je zacht de theetuin uit, voor altijd bruidegom en bruid. Vorige Volgende