De werkelijkheid is lastig
door Bastiaan Bommeljé
Op zondag 2 februari 1997 stond in het tweede katern van de Sunday Times een bericht over plannen die in Hollywood circuleerden om een film te maken over Adolf Hitler. Het moest een film worden over ‘de mens’ achter de massamoordenaar. Een van de regisseurs die volgens de Sunday Times dit project graag wilden realiseren, was de Nederlandse filmer Paul Verhoeven, die ook sprekend werd opgevoerd.
Diezelfde avond was het een drukte van belang op de redacties van Radio
i, het Algemeen Nederlands Persbureau,
Het Parool, Radio Rijnmond, de Gemeenschappelijke Pers
Dienst (
gpd), het
Utrechts Nieuwsblad, het
Haarlems Dagblad, Het
Algemeen Dagblad, en het
vara-televisieprogramma Het Lagerhuis. Het nieuwsbericht werd vertaald en aangekleed met uitspraken van voor- en tegenstanders van de filmplannen, Radio Rijnmond zette een twee uur durend discussie- en inbelprogramma op poten, het
Utrechts Nieuwsblad reserveerde een mooie plek op de voorpagina, en ten behoeve van het tv-programma Het Lagerhuis bereidde Marcel van Dam zich erop voor in debat te treden met een joodse opponent van de filmplannen (liefst een rabbi die fel en vurig tegen was).
Bij Verhoevens biograaf R. van Scheers stond de telefoon ondertussen niet stil. Of hij iets wilde zeggen over de gevoelens die Verhoeven koesterde voor Hitler; of hij ooit iets had gemerkt van zonderlinge sympathieën bij de regisseur; of hij wilde meedoen met een praatprogramma op de radio - als hij nu de volgende dag precies om vijf over half zeven zou bellen, dan zou men zorgen dat hij als een spontane opbeller aan bod zou komen om zijn zegje over deze ‘gevoelige’ materie te doen.
De dagen na zondag 2 februari voltrok het scenario zich zoals op de diverse redacties was voorbereid. Het twee uur durende radio-programma leidde tot de gewenste emotionele reacties; op het net van het anp werd het nieuws prominent aangeboden, de kranten brachten het bericht al dan niet op de voorpagina en voorzien van commentaren; op de televisie botste Marcel van Dam met de gewenste felle en vurige rabbi die tegen elke film over Hitler was; en ten slotte kon ook de Volkskrant niet ontkomen aan de overweldigende macht van het nieuws: op de donderdag na de zondag werd alsnog het bericht uit de Sunday Times in verkorte versie afgedrukt.
De journalistieke bevrediging was bijna tastbaar. Er was een ‘kwestie’ geweest (bovendien een kwestie met de typisch Nederlandse ingrediënten Oorlog-Goed/Kwaad-Hitler-Verhoeven), en men had die kwestie snel en journalistiek behandeld: met voor- en tegenstanders, met volop menselijke emoties, met felle discussie, met spontaan opbellende luisteraars, met nieuwsberichten en met commentaar. Zo was het goed.
Er was één probleem. Van het bericht in de Sunday Times was in het geheel niets waar. Het was vrijwel van a tot z verzonnen. Bij navraag door biograaf R. van Scheers bleek Paul Verhoeven dan ook van niets te weten. Van de Nederlandse media meldde ten slotte alleen Elsevier in een bijdrage van Van Scheers dat er sprake was van twee werkelijkheden die volledig uit elkaar waren gedreven: die van de journalistiek en die van het echte leven.
Behalve het Algemeen Dagblad in een kleine notitie, nam geen van de media of persbureau's die de ‘kwestie’ hadden behandeld, deze correctie over. Begrijpelijk, want ondertussen zat men tot over de oren in de volgende kwestie: het rumoer over de plasseks poster waarmee het Groninger Museum de aandacht kreeg waarom het bedelde. Die avond was het een drukte van belang op de redacties van het nos-journaal (‘Mogen we 'm al om acht uur laten zien?’ - ja, maar niet meer dan zes keer), bij de Volkskrant (die lijstjes met namen maakte ten behoeve van een telefonische rondgang langs voor- en tegenstanders), bij het nieuwe televisieprogramma van Sonja Barend (die het urolagnische plakkaat inzet maakte van een discussie - vol menselijke