Fictie en non-fictie
door Menno Lievers
Deze maand voegde
de Volkskrant haar non-fictiebesprekingen uit Folio samen met de literatuurpagina's uit het kunstkatern tot de nieuwe bijlage
Cicero. Die samenvoeging moet de lezers van
NRC Handelsblad bekend zijn voorgekomen. Voor hen was vrijdag 30 augustus een opmerkelijke dag: het literaire supplement was verdwenen en vervangen door een nieuw katern, ‘Boeken’, waarin ook de ‘Zaterdagse Boekenbijlage’ was opgenomen. Deze verandering was niet het gevolg van een interne reorganisatie, maar veroorzaakt door een gewijzigde opvatting over boeken. Wie dacht dat
Het Groot
Plantenboek tot een andere categorie boeken behoorde dan
De tranen der acacia's heeft het sinds 30 augustus mis. Daarom was die datum ook voor lezers die niet een abonnement op
NRC Handelsblad hebben een opmerkelijke dag: ‘De heilloze scheiding tussen fictie en non-fictie, tussen literaire boeken en weet-boeken is nonsensikaal en daarom opgeheven.’
Wie in een boekhandel is geboren, zoals ik, kijkt hiervan op. Mijn vader krabt zich achter zijn oor: moet hij de zorgvuldig gerubriceerde boeken nu maar in een lange rij zetten? Volgens Hugo Brandt Corstius, die de gewijzigde opvatting op de openingspagina van het nieuwe katern verdedigde en het begrip non-fictie belachelijk maakte, moet de hele boel in één kast, hooguit op alfabetische wijze gerangschikt.
Dr. Samuel Johnson weerlegde bisschop Berkeley's idealistische filosofie door tegen een steen te schoppen, uitroepende ‘I refute Berkeley thus!’ Johnson had gelijk, want stenen bestaan in de werkelijkheid, of wij ze nu in gedachten houden of niet. De Nederlandse boekverkopers weerlegden na 30 augustus Brandt Corstius' idealistische filosofie door de indeling van hun winkel te handhaven, uitroepende ‘Zo weerleg ik Brandt Corstius!’ De boekverkopers hebben gelijk, want de scheiding tussen fictie en non-fictie bestaat, of wij die nu in gedachten houden of niet.
Het onderscheid tussen fictie en non-fictie wordt niet door ons aangebracht, maar door de werkelijkheid. Brandt Corstius, trouw aan zijn stijlfiguur om aan het begin van zijn betoog een zonderlinge vraag te stellen die hij vervolgens zelf beantwoordt, heeft medelijden met de werkelijkheid van dr. Johnson en de boekverkoper: ‘Weet u wat de werkelijkheid laatst is overkomen? Dat zal ik u vertellen.’
De lezer wordt hier aangesproken als een domme knuppel die weer eens iets gemist heeft. Wat is die arme werkelijkheid dan overkomen? Brandt Corstius vertelt het ons. ‘En weet u hoe ze sinds kort die boeken over de werkelijkheid, de enige echte, onvervangbare, ons cadeau gedane, niet kapot te krijgen werkelijkheid noemen? Die boeken noemen ze: non-fictie.’ Het staat er echt! Sinds kort! De eerder genoemde dr. Samuel Johnson schreef op zaterdag 31 maart 1750 een ‘Rambler’ (flauwekulpraatje, column) waarin hij het verschil tussen fictie en non-fictie behandelt. 246 jaar geleden is sinds kort! Wie is hier eigenlijk aan het ‘ramblen’ (Engels voor ‘rondzwalken’, ‘ouwehoeren’)?
Waarom zou Brandt Corstius ‘sinds kort’ schrijven als het onderscheid tussen fictie en non-fictie al zolang bestaat als mensen elkaar verhalen vertellen? De reden is een denkfout die Brandt Corstius voortdurend maakt en die verklaart waarom hij dit betoog heeft geschreven. Weet u wat die denkfout is? Dat zal ik u vertellen!
Zolang Brandt Corstius bestaat wordt hij Hugo genoemd. Maar weet u wat de enige, echte, onvervangbare, ons cadeau gedane, niet kapot te krijgen Brandt Corstius laatst is overkomen? Hij wordt ‘Piet Grijs’, ‘Dolf Cohen’, ‘Jan Eter’, ‘Maaike Helder’ en ‘Battus’ genoemd! De fout is, te denken dat de man Brandt Corstius lelijk is, omdat die namen ‘Piet Grijs’, ‘Dolf Cohen’, ‘Maaike Helder’ en ‘Battus’ zo lelijk zijn. We weten echter dat hij een markante kop heeft en dat als je iemand vraagt tussen hem en Theo van Gogh te kiezen, hij of zij er met Brandt Corstius vandoor gaat. We mogen de naam ‘Brandt Corstius’ niet met de benoemde persoon, met