optraden. Ze bespeelden alledrie de mondharmonica, in verschillende formaten. Voor hen stond een groot bord waarop te lezen viel dat het hier om het Trio Heesbeen ging. De heren Heesbeen hadden kapiteinspakken aan (niet voor niets natuurlijk) en droegen kapiteinspetten. Ook hadden ze grote snorren waaraan veel zorg was besteed. De wijsjes die ze speelden, waren zonder uitzondering bijzonder vrolijk. Ik luisterde dan ook aandachtig. En omdat ik zo aandachtig luisterde, viel me ineens iets op. Het was heel vreemd, maar ik meende dat ik behalve de mondharmonica's ook een piano hoorde. Ik zag echter geen piano. Daarom kreeg ik het vreselijke vermoeden dat ze playback speelden, hoewel ik me dat niet kon voorstellen. Zo zagen ze er niet uit. De snorren wezen erop dat het hen menens was.
Toen ze pauzeerden, besloot ik het zekere voor het onzekere te nemen en ik sprak een van de heren Heesbeen aan.
‘Speelt u soms playback?’ vroeg ik en tegelijkertijd wist ik dat ik die vraag niet had moeten stellen.
De heer Heesbeen keek me priemend aan. Een van zijn wenkbrauwen bewoog een beetje. Aan zijn hele gezicht was te zien dat hij het leven niet als een zorgeloze zaak beschouwde.
‘Wat zeg je knul?’ vroeg de heer Heesbeen. Zijn stem klonk schor.
Wat doet het er allemaal toe, dacht ik, waarom wil ik toch per se alles weten, wat kan het antwoord op mijn vraag veranderen aan hoe alles is en moet zijn? Kapitein Zeppos zou niet eens op zo'n vraag komen, het ging hem alleen maar om goed en fout. Toch herhaalde ik mijn vraag: ‘Speelt u soms playback?’
De heer Heesbeen legde zijn hand op mijn schouder en zei: ‘Knul, we spelen alles, jazz, hitparade, Hawaï, klassieke stukken, playback, je vraagt maar. Wil je iets speciaals horen?’
Ik schudde mijn hoofd en zei dat ik het Trio Heesbeen een fantastisch trio vond.
De waarheid is alleen maar wat je gelooft, het is zo triviaal. Schaamte is veel gecompliceerder. Kapitein Zeppos, waar ben je?
De acteur die de kapitein speelde, kwam ik nog wel eens tegen, meestal in een klein en onbeduidend artikel. Hij was altijd wel ergens verontwaardigd over en kon daar gekweld over spreken. Geen woord over zijn Zeppos-creatie. Misschien wist hij het ook niet meer en was de kapitein alleen maar te onthouden door de kinderen van toen, die op vroege zomeravonden serieus werden genomen, terwijl buiten schepijs met slagroom werd verkocht.
Voor de schaamte was er de schuld. Er waren niet veel televisietoestellen in de straat en samen met andere kinderen keek ik naar de marionetten en de clown die om vijf uur warm moest eten. De andere kinderen stoorden zich niet aan de touwtjes die zichtbaar waren of aan de clown die alleen maar een geschminkte man was met een grappig pak aan. Ik was de enige die er een hekel aan had en daarom voelde ik me schuldig. Ik leerde mijn mond te houden.
Kapitein Zeppos zei ook nooit veel, alleen het hoogst noodzakelijke. Hij leek op Winnetou, ja, een Vlaamse Winnetou was de kapitein, even voornaam en ingetogen als het indianenopperhoofd in het Wilde Westen. In Vlaanderen waren geen indianen. De kapitein liet nooit merken dat hij dat betreurde, maar het kan haast niet anders.
In de nieuwbouwwijk waar ik een deel van mijn kindertijd doorbracht, waren ook geen indianen, alleen kinderen die voor indiaan speelden. Ik herinner me de kille glans van het zonlicht, de geur van huizen in aanbouw, goedkoop hout en cement, de straten die nog geen straten waren, maar alleen nog maar hard en stoffig zand. Een wereld waarin ik me wel moest schamen.
Het verbond met de kapitein op de zondagavonden. Mijn ouders keken ook en dat bevestigde voor mij de ernst van de situatie. Wanneer mijn vader de Vlaamse tongval van de kapitein imiteerde, schaamde ik mij. De kapitein mocht dit niet