‘Over naar Jessica,’ zei de presentatrice.
Links in beeld verscheen een grote zwart-wit foto van een man met een wezenloze grijns.
De scherpe, driftige stem van de co-presentatrice. Een overvloed aan gegevens, die ze zo langzamerhand uit het hoofd kende: Jan Thomas Szabo, 81, Hongaar, al veertig jaar in Nederland, alleenstaand, vluchtige seksuele contacten.
Opnamen van een straat in de Pijp: garages, een rek met fietsen, een zwerver in legerkleding, leunend op een winkelwagentje vol vuilniszakken en dekens. Hij glimlachte en stak zijn hand op naar Jessica in haar oranje regenjack, ze wuifde terug. Haar witte tanden glinsterden in het felle zonlicht terwijl ze Szabo's buurmeisje interviewde.
‘En maar pianospelen, op elk moment van de dag.’ Het buurmeisje zuchtte. ‘En de nacht...’ Haar rechteroog loenste. ‘En nu is het stil. Maar soms schrik ik wakker en hoor hem spelen, idioot he?’
‘Helemaal niet,’ antwoordde Jessica, ‘kan ik me heel goed voorstellen.’
Even leek het of ze het buurmeisje ging omhelzen, toen mompelde ze: ‘Terug naar Maya.’
Beelden van de eerste rij. Een close-up van het magere Indonesische jongetje. Hij beet nog steeds op zijn lip.
De reclame voor een ovengrill en het recept van de dag; ze zette het geluid drie streepjes zachter.
‘Opstaan Josine,’ had Maya gefluisterd.
‘Nee,’ had ze geschud. De mensen, de camera's, de kabels, overal kabels, ze zou struikelen, nee, ze bleef waar ze zat, geen mens die haar het podium opkreeg.
‘Opstaan.’ De mond van de presentatrice was nu vlakbij: ‘Sta op wijf.’
De zaal applaudisseerde. Ze schuifelde het podium op. Licht, het was er heel licht en warm. Maya's hand op haar schouder. Camera's, lampen, tien, honderd lampen, jonge mannen die snoeren heen en weer sjouwden, en ergens om moesten lachen, hun blikken die haar zorgvuldig vermeden. Halverwege bleef ze staan en draaide zich om.
De vriendelijke man van het applaus die op Columbo leek gaf de zaal nieuwe instructies.
Maya's nagels haakten zich vast in de mouw van haar blouse. ‘Kom.’
De vrouw zat nu op de crèmekleurige bank tegenover de presentatrice, haar mond bewoog zonder geluid.
Ze spoelde een stukje terug. De huid van haar hals, rimpelende plooien.
John had de videocamera plotseling in haar handen geduwd. ‘Gewoon hierop drukken,’ schreeuwde hij boven het gejoel uit. Zijn adem geurde naar bier. ‘En zo veel mogelijk stilhouden. Nee je beweegt te snel, rustig rustig zo wordt het schokkerig.’
‘Wacht,’ wilde ze roepen, maar hij klom al op een glasbak, draaide zich in haar richting, hief zijn armen in de lucht en scandeerde het refrein van een of ander voetballiedje.
Ze drukte op de knop, niets, het lampje weigerde dienst, maar ze deed alsof ze filmde, stelde de lens scherp op de contouren van de erectie in zijn trainingsbroek. Geschreeuw, snerpende tonen van een trompet, ellebogen, de stank van braadworst, steeds verder liet ze zich wegdrijven van de glasbak.
Ze botste tegen iemand op, een oude vent met een alpinopet, hij knikte, mompelde iets, wazig glimlachend, en op dat moment, terwijl hij verder schuifelde, had ze het door: eerst de knop rechts. Felgeel lichtte het lampje op, ze filmde de man,