voor ondervraging op de televisie in aanmerking komen er raad mee. De manier van vragen zelf is tot een gevestigde techniek of zelfs sjablone geworden. Een bewijs dat er iets van de televisie te leren valt.
Het absurdisme van Schippers heeft geen school gemaakt maar wel bijgedragen tot de afbraak van het instituut ‘gevestigde autoriteit’. We zien de journalist Servet. Hij interviewt de koningin, een vrouw die sprekend op de echte lijkt. Ze heeft een bak met spruitjes op haar schoot, gaat tijdens het gesprek door met schillen en zegt: ‘Het meeste werk laat ik aan mijn lakeien over, maar het spruitjes schillen geef ik niet uit handen.’ Dan wenkt ze een lakei en roep: ‘Ober! Nog twee sherry!’
Schippers heeft ook het een en ander aan tijdelijke taalvernieuwing gedaan. In de tijd van Servet waren de uitroepen Pollens! en Reeds! courant. Als criticus heb ik het naar vermogen geprezen.
Overigens waren het betrekkelijk gemakkelijke jaren. De meeste taboes waren al doorbroken, de grenzen verlegd, politiek rechts en cultureel behoudend murw gebeukt. In 1964 heeft Peter Vos een historische tekening gemaakt: een man voor de televisie, vrouw waarschijnlijk in de keuken aan het thee zetten. De man roept: ‘Mien, kom gauw! Er wordt weer gekwetst!’ In De Telegraaf voerde Henk van der Meyden een campagne voor ‘milde satire’.
Joop van Tijn met zijn Open en bloot is voor de Nederlandse televisie wat Lumey en de Watergeuzen voor de Tachtigjarige Oorlog zijn, namelijk de breekijzers van de historische omkeer. De ‘blote’ Phil Bloom (naakt is op de televisie bloot) bevestigt de overwinning. Daarna is deze materie van links cultureel monopolie tot rechts commercieel massaprodukt geworden. Rechts heeft aan de doorbraak kapitalen verdiend. Open en bloot heeft het gat in de markt getoond, maar als dit programma het niet had gedaan, was de omwenteling wel door een ander geforceerd. In ieder geval is hier de weg bereid voor de ongetemde-jeugdporno van Veronica, de vrijmoedige formule van de oude publieksbladen en de ‘contactadvertenties’ van De Telegraaf, met teksten, zo plat en grof dat Leo Riemens (destijds mijn collega bij die krant) een hele pagina had moeten hebben om zijn verontwaardiging te luchten.
Toen ik een jaar beroepsmatig televisie had gekeken dacht ik: dat kan ik ook. Voor Max Appelboom die aan de nos leverde, heb ik in de serie Markant een aantal portretten gemaakt, van Stikker, Lieftinck, Schermerhorn, nog een paar. Ook al een verouderd genre omdat het bovenmatig steunde op het gesprokene dat dan weer moest worden begrepen, wat enige kennis van zaken bij het publiek veronderstelde.
Het blijft historisch de moeite waard, in dit geval omdat deze staatslieden heel wat te vertellen hadden en daarbij gedreven werden door ‘de moed van de ouderdom’: het besef dat ze met hun eigen carrière en die van hun tijdgenoten achter de rug, aanmerkelijk gemakkelijker konden praten, en daarbij hun behoefte om hun daden te rechtvaardigen.
Ik vraag me af of zo'n serie nog mogelijk zou zijn. Woorden zonder actie, voor een publiek dat al een deskundigheid heeft en er meer van wil weten: misschien zondagavond laat bij de vpro.
Na nog een jaar ben ik als tv-criticus opgevolgd door Gerrit Komrij. Sindsdien heb ik voornamelijk te hooi en te gras gekeken; voldoende overigens om de belangrijke wapenfeiten en de van tijd tot tijd oplaaiende discussie over meestal hetzelfde niet te missen.
Ik vat mijn conclusies van veertig jaar in een paar punten samen.
1 | - De grote vergissing, door het denkend deel van de natie in de vroegste jaren gemaakt, is dat ‘de’ televisie zou kunnen worden behoed voor de zondvloed van platheid en gemakzucht; daarentegen overwegend de kunsten, de verheffing van het volk, de volwassen democratie, zelfs de mensenkennis, kortom de Verlichting zou dienen. Met krantepapier en de rotatiepers is dat ook niet gelukt. |
2 | - ‘De’ televisie verandert wel maar kan nooit meer goed worden, zoals literatuur, wetenschap goed kunnen zijn. Welk ‘bestel’ er ook zal worden ontworpen, het maakt geen verschil. Dat komt doordat televisie voor het allergrootste deel vermaak is. Als het vermaak verandert, gebeurt dat op de televisie. Ze kunnen niet meer zonder elkaar. De tweeëenheid verandert, maar nooit zoals het denkend deel van de natie zich destijds heeft voorgesteld. Onverbrekelijk hangt hiermee samen dat televisie van alle massamedia het meest voor de massa is waardoor er het meeste geld mee wordt verdiend. |