Dood door subsidie
door Bastiaan Bommeljé
Subsidie is de cocaïne van het Nederlandse geestesleven. Wie het spul krijgt toegediend, voelt zich een hele vent en een flinke vrouw - voor even. De verslaving, de groeiende afhankelijkheid, de verlammende angst voor een cold turkey, de schichtige paranoia, de culturele horigheid, de intellectuele betonrot, ze zijn de onontkoombare gevolgen van subsidie.
Subsidie kweekt weldoorvoede mannen met beleidnota's, overhead-sheets en atv-dagen. Subsidie verwekt belangrijke vrouwen met glanzende jaarverslagen, structuurplannen en skai-lederen bureaustoelen in veel te dure
grachtenpanden. Subsidie incubeert semi-overheidsfondsen, ongrijpbare raden, schimmige overlegstructuren, onvatbare belangenverstrengelingen, en onaanraakbare afhankelijkheidsverhoudingen.
Subsidie kweekt geen beschaving, zij verwekt geen cultuur, zij schrijft geen boeken, zij inspireert geen gedichten, zij maakt geen literaire bladen. Subsidie baart macht en onderdanigheid, creëert zelf-importantie en slaafsheid, schept ongelijkheid en bedelarij als artistieke houding. Subsidie ketent de geest in een dwangbuis van formulieren, financieringsrondes en culturele collaboratie.
De afgelopen maand kwam het Fonds der Letteren met het ideetje voortaan enkele miljoenen te reserveren voor beeldvorming ‘rond auteurs en boeken’. Het Fonds bedoelt dat schrijvers en dichters mediacursussen moeten volgen, televisielessen dienen te volgen, hun haar dienen te kammen, en hun boeken, hun presentatie, hun persoonlijkheid alsmede hun geestesleven moeten toesnijden op de beeldvorming naar de consument toe. Het Fonds der Letteren verdeelt ondertussen steeds meer geld, en verlangt nog meer geld om uit te delen, want - zo zegt het Fonds - er komen steeds meer uitmuntende en gelijkgeschakelde schrijvers, dichters en vertalers die financiering verdienen. - Heil Het Fonds.
Onlangs verscheen ook het Beleidsplan van het Literair Produktiefonds. Dit Fonds ‘wil het aantal literaire tijdschriften aanzienlijk terugbrengen’. Zou ‘het Fonds’ dat echt willen? Allicht niet, het Fonds is een grachtenpand vol skai-lederen vergaderfauteuils en een pot overheidsgeld ter waarde van 5 miljoen. Drie jaar geleden nog bliezen de dames en heren van het Fonds de loftrompet over het belang van literaire bladen, en overlaadden promt de tijdschriften waarmee zij zelf van doen hadden rijkelijk met subsidie.
Thans maakt men zich ‘ernstig zorgen’ over de reikwijdte van de bladen, ‘zowel in intellectuele zin als in de zin van fysieke verspreiding’. De afgelopen jaren zijn ze er ‘niet in geslaagd de plaats in het literaire debat te veroveren die door de kranten is overgenomen’. Daarom wordt de subsidie voor alle bladen met twintig procent verlaagd. Het beleidsplan wil bovendien een aangepaste subsidiesystematiek waarbij ‘subsidies worden gegeven voor verkoopbevorderende maatregelen.’
Het is de taal van de culturele Quislings die hier te lezen is. Het is net als bij het Fonds der Letteren de taal van mensen die de schijn aanbidden - de verkoopbevordering, de beeldvorming. Het is de taal van de domme en luie lezers, wier geestelijke horizon reeds lang is klemgezet tussen de kunstbijlagen van de Volkskrant en NRC, hun nooit opgezegde abonnement op Vrij Nederland, en hun schaapachtige grinniken om Jiskefet.
Het is niet de taal van mensen voor wie literaire tijdschriften willen bestaan. Het is niet de taal van mensen voor wie schrijvers zouden moeten willen schrijven. - Laat er geen misverstand zijn: ook Hollands Maandblad geniet subsidie, vult formulieren in en draait mee in de carrousel.
Onlangs suggereerde de voorzitter van de Britse Arts Council, Lord Gowrie, dat het beter zou zijn voor het literaire klimaat wanneer alle subsidies voor literaire activiteiten zouden verdwijnen. Dat is een serieus en eminent idee, al was het alleen maar om verschoond te blijven van Beleidsplannen en Planningsnota's. Al was het slechts om straks niet de diagnose te hoeven stellen: het intellectuele leven is dood door subsidie.