Violet, dood en pens
door Max Pam
Vanmorgen liep ik met mijn hond door de straat waar Carel Peeters woont. Het is een keurig nette straat met smalle, langwerpige bloemperkjes aan de huizenkant. Wij verkeerden in een goed humeur, mijn hond en ik, want wij waren op weg naar de dierenwinkel om een grote zak met pens te kopen. Juist passeerden wij het huis waar Carel Peeters woont, toen Carel Peeters zelf naar buiten kwam.
‘Hé, is dat nou jouw hond?’ zei Carel.
‘Ja,’ antwoordde ik, ‘dat is nou mijn hond.’
Op hetzelfde moment zakte mijn hond door haar achterpoten - het is een teefje -
en begon uitgebreid te pissen in het bloemperkje van Carel Peeters. Dat was vreemd, aangezien mijn hond een goed opgevoede hond is, die dat soort dingen over het algemeen niet doet. Carel stond er wat onthutst bij en ik vroeg mij af hoe ik het gedrag van mijn hond moest duiden. Deed mijn hond dit in naam van alle auteurs die door Carel Peeters zijn besproken, of deed mijn hond dit vooral voor Maarten 't Hart? Ik wilde het mijn hond vragen, maar die was met opgestoken staart al verder gelopen.
Waarom vertel ik dit, o, lezer? Omdat ik Het Boek Van Violet En Dood van Gerard Reve aan het lezen was. Voordat mijn hond en ik van huis gingen, was ik gevorderd tot pagina 188 van de 253, en ik merkte dat het lezen van Reve op de een of andere manier iets aanstekelijks had. Je gaat praten zoals Frits van Egters. Je begint te ouwehoeren als Reve, dat wil zeggen, je begint te ouwehoeren dat het een aard heeft. Dat alles is toegestaan, zo lang op dat geouwehoer Gods zegen rust. Zo is het toch? Reves schrijven is een deuntje dat in je hoofd blijft hangen. Je wilt er wel van af, maar het blijft bij je. Langs de gevels van de huizen dwarrelt het met je mee. Om het uit je hoofd te krijgen, kun je maar het best een ventilator aanzetten of een stofzuiger.
Toen mijn hond en ik thuiskwamen, lag er een grote envelop in de bus. Daarin zaten, ter bespreking opgestuurd, dertien recensies van Het Boek Van Violet En Dood. Het waren recensies van: Ingrid Hoogervorst (De Telegraaf), Henk Spaan (Algemeen Dagblad), Arnold Heumakers (de Volkskrant), Willem Kuipers (de Volkskrant), Reinjan Mulder (NRC Handelsblad), T. van Deel (Trouw), Guus Luijters (Het Parool), Theodor Holman (Het Parool), Hans Warren (Amersfoortse Courant), Sante Brun (Limburgs Dagblad), Erik Rinckhout (De Morgen) Jaap Goedegebuure (HP/De Tijd) en Xandra Schutte (De Groene Amsterdammer).
Dat was gek, de recensie van Carel Peeters was er niet bij. Ik meende dat stukje toch echt gelezen te hebben. Of wilde de redactie van Hollands Maandblad Carel Peeters misschien doodzwijgen? Tussen de ouwe kranten zocht ik de recensie op. Dat was het, daarom had Hollands Maandblad de recensie van Carel Peeters natuurlijk gemist. De recensie van Carel Peeters stond op 2 maart al in Vrij Nederland, twee weken voordat alle andere kranten met hun kritieken kwamen. Carel Peeters had dus een heuse primeur! Wie rekent daar op?
Het is de bedoeling van deze rubriek dat de recensies in samenhang, maar toch onafhankelijk van elkaar, worden besproken. Dat zal ik deze keer niet doen. De reden is dat de recensies, of zij nu goed of slecht waren, afwijzend of bewonderend, voor of tegen, zo ontzettend op elkaar leken. In bijna alle kritieken stond precies hetzelfde: dat Het Boek Van Violet En Dood al vele malen door Reve was aangekondigd; dat Het Boek Van Violet En Dood niet het boek is dat alle andere boeken overbodig zal maken, hoewel Reve dat wel had beloofd; dat het boek eerst Het Boek Van Het violet En De Dood heette, dat er weer veel verneukeratieve ironie in voorkomt; dat het thema de dood is; dat het over homoseksualiteit gaat; dat Reve zich herhaalt en vaak zijn oude luit uit de kast haalt; dat Rudy Kousbroek, Remco Campert, Kees Fens, Aad Nuis en Maarten Biesheuvel (op een erg flauwe manier overigens) op de hak worden genomen; dat er passages in staan waarin Reve zijn oude niveau haalt; dat er passages in staan waarin Reve niet zijn