[581]
Deze maand
Als er vroeger, toen ik jong was, bij mij werd aangebeld, schreef Schopenhauer in zijn Parerga und Paralipomena, ‘dan veerde ik op: want ik dacht, nu zou het gebeuren (nun käme es). Maar op latere leeftijd had mijn gevoel bij dat aanbellen veel meer weg van schrik - ik dacht: daar zul je het hebben (da kommt's)’.
Meer ervaring betekent minder teleurstelling. Maar ook meer angst en minder leven. Voor je het weet kom je de deur niet meer uit en spijker je de brievenbus dicht. De redactie van Hollands Maandblad veert echter nog altijd op bij elke inzending, hoe achterlijk dat misschien is in een land dat pruttelt van zelfgenoegzaamheid. Want kan er nog iets geschreven worden door mensen die - in Diderots woorden - vadsige gestalten zijn die zich voeden met boter en melk en aldus doen denken ‘aan een levende destilleerkolf die zichzelf aan het destilleren is’?
Ontwaren we nog iets anders dan meningen, die als opinie van de dag geventileerd worden om reeds voor zonsondergang als nevel te verdampen zonder op te trekken? Is niet iedereen het gemakshalve met elkaar eens in het gedogen en tolereren en laten waaien en niet moeilijk doen en iedereen zijn gang laten gaan, in deze smog van vrijheid en blijheid, opgelegde zekerheid, afgunstige welwillendheid en onbehaaglijke tevredenheid?
Als iemand in dit zuivelklimaat de stem eens verheft tegen de stroperige taboes in dit land, dan hoor je een kortstondig gereutel, en weg is die stem. Als een minister zijn twijfels uit over het verschijnsel dat in gedestilleerd Nederlands de vrijheid van onderwijs heet, een uit 1917 stammende vorm van onderwijsbeknotting onder het verzuilde vaandel van tolerantie, borrelt tout Holland van links tot rechts dat dit nooit, nooit aan de orde zal zijn! Als Hollands Maandblad een nummer wijdt aan de zo zelfgenoegzame krant in Nederland, dan wordt die krant daar koud noch warm van: de pers wentelt zich met onbekommerd geknor in eigen luiheid. Als een nieuwe roman van Gerard Reve verschijnt, reutelen alle bladen dezelfde recensie, zoals Max Pam in dit nummer van Hollands Maandblad betoogt. En als de Leidse hoogleraar Philipse met kracht van argumenten voor een breed publiek verdedigt dat theologie als wetenschap geen bestaansrecht meer heeft, dan blijft het bij het gepruttel van enkele nauwelijks terzake doende tegenargumenten. De uiteenzetting van Philipse zou, zelfs in het Nederlands voorgelezen, meer uitwerking op de Samojeden hebben dan op het vaderlands destilleerbedrijf. Tevreden borrelt de intelligentsia voort op het zelfgestookte vuurtje.
Natuurlijk heeft Schopenhauer gelijk: als er iets gebeurt kan dat alleen maar vreselijk zijn. Niettemin, als er helemaal niets meer gebeurt, dan valt het ook niet mee. En dus gaan we, wanhopig omdat er niets gebeurt en opgewekt omdat er niet iets gebeurt, iets doen. Dat nu is precies de plezierige marge van het literaire tijdschrift, daarom veren we op bij elke envelop, niet luisterend naar het gedestilleer om ons heen, zonder acht te slaan op het aanhoudende gemompel over het eind van de literaire tijdschriften (nu weer eens Opheffer in De Groene Amsterdammer), de taboes vergetend die in ons land niet zouden bestaan, de geborneerde zuinigheid negerend waarmee een oscar wordt binnengehaald.
Zo, dat lucht op lezer. Nu naar de volgende bladzijden - want daar komt het. - md