Meneer de Cocq proeft kut en spruitjes
door Nanne Tepper
Hermine Landvreugd heeft, bewust of per ongeluk, een aardige grap uitgehaald. Haar boek
Margaretha bleef het langst liggen bevat slechts twee verhalen en deze verhalen zijn, zo zeggen de recensies mij, geschreven volgens twee volkomen verschillende tradities. Het titelverhaal naar het recept van de Nixjes, het andere verhaal,
Laatste boot half tien, naar de ongezellige keuken van de spruitjescultuur. Vies realisme versus Hollands realisme. Een voorzet waar men u tegen zegt. Eens kijken wie er voor het
doel staan. Maar eerst nog dit. Als er al een hetze mocht bestaan tegen het werk van de Nixnutten, dan begint deze merkwaardige vormen aan te nemen. De aandacht die werk van deze signatuur ten deel valt is enorm, terwijl romans met andere literaire pretenties het vaak moeten doen met een of twee beschouwingen. De ruimte die sommige recensenten aanwenden om het zoveelste boek van Nix neer te sabelen zou beter besteed kunnen worden aan origineler en authentieker werk. Menig auteur van Nix komt met zijn leuter in de hand al door het ganse land. Landvreugds ‘politiek incorrecte, gewelddadige’ Nixverhaal krijgt het in de recensies behoorlijk te verduren. ‘Rammelend, hakkelig en bespottelijk,’ volgens
Xandra Schutte in
De Groene Amsterdammer. ‘Ronduit ergerniswekkend, overduidelijk uit de trukendoos getoverd,’ vindt
Doeschka Meijsing in
Elsevier. ‘Een voortkabbelende stroom gedachten die allemaal even gewichtloos en gratuit zijn,’ zegt
Alle Lansu in
Het Parool. Deze drie halen opgelucht adem als ze het tweede verhaal onder ogen krijgen. ‘Alles wat in het titelverhaal misgaat, werkt hier heel goed’,
Schutte. ‘[De held] is een verademing na zijn wezenloze voorgangers’,
Lansu. ‘De schrijfster heeft de zaken in haar greep’,
Meijsing. Leve het Hollands realisme!
Jeroen Vullings in Vrij Nederland weet na twee boeken al waar het bij Landvreugd altijd om gaat: ‘de eigenaardige verstandhouding van de hoofdpersoon met ten hoogste twee anderen’. Me dunkt, een vondst. Hij vindt het Nixverhaal ‘onwaarachtig’ als gevolg van ‘het al te grote gewicht dat de morele provocatie heeft tegenover het geringe literair gebodene’; kritiek die werk in dit genre zo langzamerhand telkens ten deel valt. Waarom dan, nogmaals gezegd, er vier kolommen aan vuilgemaakt? Het verhaal Laatste boot half tien geeft, volgens Vullings, ‘nog weinig ander uitzicht dan op het al geëffende terrein van het Hollands realisme uit de jaren zeventig’. Weg met het realisme!
Onno Blom (Trouw) komt met andere vertrouwde kritiek op het vieze realisme: ‘Landvreugd levert nauwelijks commentaar op wat haar personage overkomt. Ze heeft eigenlijk alleen maar aandacht voor de buitenkant, het verhaal eindigt zonder plot of moraal,’ maar Blom blijkt door dit verhaal toch zo geraakt dat hij het tweede verhaal overschaduwd ziet door ‘de heftige scènes uit het eerste verhaal’. Dit lijkt me een onbedoeld compliment. Al met al vindt Blom dat Landvreugd in beide verhalen in haar schrijfopvatting te vrijblijvend blijft; kritiek die ik vaker lees.
Arnold Heumakers (de Volkskrant) vindt beide verhalen eveneens matig: ‘De literatuur bevestigt haar beperkingen in plaats van ze te doorbreken: niet door een gebrek aan vakmanschap, maar door een gebrek aan eigen literair karakter.’ In zijn recensie wijst Heumakers op de gemiste kansen van Landvreugd.
Jaap Goedegebuure (HP/De Tijd) haalt herinneringen op aan het inderdaad stuitende tafereel op de televisie waarin Landvreugd naar aanleiding van haar eerste boek ‘moederlijk-berispend’ werd toegesproken door Sonja Barend. Goedegebuure is zeer te spreken over Landvreugds vies-realistische werk: ‘[...] veel provocerender en fascinerender vind ik de manier waar-