[580]
Deze maand
Er is waarschijnlijk niemand meer in leven die zich een tijd herinnert toen nog niet beweerd werd dat het afloopt met de roman, dat het genre zijn toekomst achter zich heeft. Het onderwerp is rijp voor historisch onderzoek. Breng duizend voorbeelden bij elkaar uit de afgelopen vijfenzeventig jaar en zet ze in een context van andere ondergangsverwachtingen en van de omzetten in de boekhandel; het zal een onderhoudend en veelzeggend werkstuk worden.
Intussen leeft de roman voort, net als op een bescheidener schaal het literaire maandblad, dat ook niet meer opschrikt als het overjarig genoemd wordt. Het voelt zich klein in de voetsporen van de grote tijdschriften van voorheen, die de lezers elkaar uit de hand rukten. De lezers van nu zijn ieder weekend al oververzadigd met kunst en cultuur als zij een kwart van de weekbladen en de bijvoegsels doorgekeken hebben. Zij voelen geen behoefte aan nog meer. Integendeel, zij zouden zich vrijer bewegen als zij minder hoefden bij te houden.
De redacties van de literaire bladen kennen die beoordeling van hun situatie, soms van buitenstaanders en soms uit zichzelf. Misschien zouden zij een hogere toon moeten aanslaan: meer kleur moeten toepassen; meer geld bemachtigen, meer klinkende namen betalen, meer keiharde standpunten innemen, meer ongehoorde ideeën verzinnen, meer talenten opsporen, meer Publexborden huren.
Nee, dat zijn activiteiten die al zoveel ondernomen worden dat zij een overschot opleveren.
Het zal beter zijn de illusie weg te wuiven dat de lezers elkaar ooit de literaire bladen uit de hand rukten. Die âge d'or heeft niet bestaan. Waar literaire bladen voor zijn, dat is niet om drukte te maken en hun naam over alle tongen te laten rollen maar om enclaves van stilte en verbeelding te creëren. Terwijl andere communicatiemiddelen zoveel mogelijk gegevens in de kortst mogelijke tijd door en langs de gedachten van de consument laten gaan, proberen wij het tempo van de kennisneming te vertragen. De lezer bezighouden met een gedicht dat eerst voor de helft in het zicht komt en dan telkens iets nader, totdat het na een kwartier opgehelderd is behalve voorzover het toch de woorden van een ander blijven - dat is de taak, de rol en het nut van het maandblad.
Wie dit nummer wil leren kennen zou het best kunnen beginnen met het gedicht van Leo Vroman te lezen, totdat het in zijn eigen tempo vertrouwd is geworden. Dat ontspant de drang om het maximum aan leesstof in ieder beschikbaar kwartier te persen. Dan ongehaast de verhalen lezen, en Arjaan van Nimwegen over Hongarije; intussen de gedichten van Jan Baeke om het tempo af te remmen wanneer het weer omhoog wil.
Op die manier is een nummer als dit genoeg voor de hele avond en een stuk van de nacht. j.j.p